Zelf zinnen maken.
a Maak steeds een zin met de zinsdelen. De volgorde van de zinsdelen mag je zelf bepalen.
Gebruik ook de informatie die erbij staat. De eerste zin is een voorbeeld.
1 o – wg (alleen pv) – lv
2 o – wg (pv + infinitief)
Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Hij gaat voetballen.
3 o – wg (pv + twee infinitieven)
Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ik wil gaan voetballen.
4 o – wg (pv + voltooid deelwoord) – lv
Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ik heb mijn broertje opgehaald.
Talent 2TH H1 - antwoorden 32
b Maak steeds een zin met de zinsdelen. De volgorde van de zinsdelen mag je zelf bepalen.
Gebruik ook de informatie die erbij staat.
1 o – wg (met te)
Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ik zit te eten.
2 o – wg (met aan het)
Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Mijn leraar is een verhaal aan het vertellen.
3 o – wg (met splitsbaar werkwoord) – lv
Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Zij eet haar broodje op.
4 o – wg (met zich verslikken of zich misdragen)
Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ze verslikt zich in een stukje appel