Havo 2 heißen, tanzen, haben, sein + L12 t/m warten

Klas 2
heißen, tanzen, haben, sein
+ woordjes L12 t/m "warten"
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Klas 2
heißen, tanzen, haben, sein
+ woordjes L12 t/m "warten"

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent "heißen"?

Slide 2 - Open vraag

Hoe vind je de stam van "heißen"?
A
op het eind -en eraf halen
B
op het eind -n eraf halen

Slide 3 - Quizvraag

Bij welke uitgang van "heißen" moet je goed opletten?
A
ich
B
wir
C
er
D
du

Slide 4 - Quizvraag

heißen
ich heiße
du heißt (let op: je zet niet -st achter de stam, maar alleen -t)
er, es, sie heißt
wir heißen
ihr heißt
sie, Sie heißen

Slide 5 - Tekstslide

Vul steeds de goede vorm van het werkwoord in.

Slide 6 - Tekstslide

Meine Cousine ____ Eva.
A
heiße
B
heißt
C
heißen
D
heiß

Slide 7 - Quizvraag

Du ____ doch Robert?
A
heißt
B
heißen
C
heiße

Slide 8 - Quizvraag

Entschuldigung, wie ___ Sie?
A
heiße
B
heißt
C
heißen

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent "tanzen"?

Slide 10 - Open vraag

Hoe vind je de stam van "tanzen"?
A
op het eind -zen eraf halen
B
op het eind -en eraf halen

Slide 11 - Quizvraag

Bij welke uitgang van "tanzen" moet je goed opletten?
A
du
B
er
C
wir
D
Sie

Slide 12 - Quizvraag

tanzen
ich tanze
du tanzt (let op: je zet niet -st achter de stam, maar alleen -t)
er, es, sie tanzt
wir tanzen
ihr tanzt
sie, Sie tanzen

Slide 13 - Tekstslide

Mein Bruder ___ gerne.
A
tanzen
B
tanzt
C
tanze

Slide 14 - Quizvraag

Du ___ echt sehr gut!
A
tanzst
B
tanzen
C
tanzt

Slide 15 - Quizvraag

Warum ___ ihr nicht?
A
tanzt
B
tanzen
C
tanze

Slide 16 - Quizvraag

Herhaal deze werkwoorden
                         haben               sein
ich                   habe                  bin
du                    hast                    bist
er/es/sie       hat                       ist
wir                   haben                sind
ihr                    habt                    seid
sie/Sie           haben                 sind

Slide 17 - Tekstslide

haben & sein
Geef steeds de goede vorm van het werkwoord.

Slide 18 - Tekstslide

Marisa (haben)____ eine Frage.

Slide 19 - Open vraag

Wo (sein) ____ ihr jetzt?

Slide 20 - Open vraag

Ich (sein) ____ Basketballfan.
A
bist
B
bin
C
seid
D
sein

Slide 21 - Quizvraag

Warum ___ du kein Geld?
A
habe
B
habt
C
haben
D
hast

Slide 22 - Quizvraag

En nog wat woordjes
Huiswerk was: woordjes Lektion 12 t/m "warten"


Slide 23 - Tekstslide

Vertaal in het Nederlands

Slide 24 - Tekstslide

die Handynummer

Slide 25 - Open vraag

der Zug

Slide 26 - Open vraag

der Platz

Slide 27 - Open vraag

warten

Slide 28 - Open vraag

Vertaal in het Duits
Denk aan de hoofdletters!

Slide 29 - Tekstslide

het adres

Slide 30 - Open vraag

de metro

Slide 31 - Open vraag

de vervoersmiddelen

Slide 32 - Open vraag

bellen

Slide 33 - Open vraag