In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
13.1
Wat zijn hormonen en wat doen ze?
Slide 1 - Tekstslide
Waar gaat dit hfdst over?
13.1 Organen en de productie van hormonen
13.2 De invloed van hormonen op cellen
13.3 Hormoonconcentratie en botvorming/afbraak
13.4 Verschillende feedbackloops
13.5 Glucosemetabolisme en diabetes
Slide 2 - Tekstslide
Wat is de functie van hormonen?
A
De puberteit in gang zetten
B
Communicatie tussen organismen
C
Communicatie tussen weefsels/cellen
D
Transport van andere stoffen
Slide 3 - Quizvraag
Hormonen
Werken als signaalstof en beïnvloeden lichaamsprocessen
Geproduceerd in hormoonklieren
Werken alleen op cellen met een specifieke receptor voor dat hormoon (doelwitorgaan of weefsel)
Vb. FSH, adrenaline, testosteron, aldosteron
Slide 4 - Tekstslide
Hormoonklieren
Verschillende hormoonklieren in het menselijk lichaam
Kunnen meerdere weefsels/organen aansturen
Hormoonklieren zijn altijd endocrien = uitscheiden via bloed
Slide 5 - Tekstslide
Endo- vs exocrien
Endocrien: in het bloed richting target
Exocrien: in het uitwendig milieu
Slide 6 - Tekstslide
Hypofyse
Centrale hormoonklier
~ 1 cm groot, onder de hersenen
Door ligging en structuur is de hypofyse een verbinding tussen zenuw- en hormoonstelsel
Slide 7 - Tekstslide
Hormonen achterkwab
(neurohypofyse)
Hormonen voorkwab
(adenohypofyse)
Slide 8 - Tekstslide
Verschil achter en voorkwab
Achterkwab alleen plaats van afgifte van hormonen uit hypothalamus (neurohormonen)
--> via uitlopers hypothalamus
Voorkwab maakt zelf hormonen maar heeft wel een signaal nodig (RH's of IH's)
--> via bloedvat hypothalamus
Slide 9 - Tekstslide
Binas 89C
Mooi overzicht van de hormonen geproduceerd door hypofyse
Slide 10 - Tekstslide
Hypothalamus
Adenohypofyse
Neurohypofyse
Maakt hormonen zelf onder invloed van releasing hormonen
Geeft hormonen af na een signaal van dia de zenuwen.
Slide 11 - Sleepvraag
13.2
Hoe reageren cellen op hormonen
Slide 12 - Tekstslide
Verschillende type hormonen
1. Steroid hormonen
2. Eiwit of thyrosine hormonen
gaan door celmembraan heen en passen op een receptoreiwit in de cel.
Worden gemaakt uit cholesterol
passen op receptoreiwit aan de buitenkant van de cel, er wordt dan een interne boodschapperstof geactiveerd (secundaire boodschapper), daardoor verandering in celactiviteit.
Slide 13 - Tekstslide
Hormonen
In verschillende soorten cellen zijn andere eiwitten actief (het proteoom). Een hormoon kan op verschillende soorten cellen dus verschillende effecten hebben.
Slide 14 - Tekstslide
Hoe werken eiwithormonen?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Om binnen te komen en te binden aan een receptor in het cytoplasma, binden ze aan een transporteiwit
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.
Slide 15 - Quizvraag
Hoe werken steroïdhormonen?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Ze werken als hulpstoffen, die hun buurcellen tot actie prikkelen.
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.
Slide 16 - Quizvraag
Oxytocine
Positieve feedback!
Slide 17 - Tekstslide
13.3
Veranderende hormoonconcentraties
Slide 18 - Tekstslide
Schildklier
Schildklier zit in de hals
Maakt hormonen om de concentratie van Ca2+ te reguleren
Slide 19 - Tekstslide
Taken van calcium
Wat zijn de taken:
Activeren enzymen
In stand houden van structuur en permeabiliteit van membranen
Regelen van reacties van de cel op prikkels
Helpen bij bloedstolling
Stevigheid botten
Goede werking spieren
Slide 20 - Tekstslide
Let op:
Staat in bron 7 rechts onderin PTH?
Ca2+ receptor in membraan.
Laag Ca2+? Bijschildklier maakt PTH
Hoog Ca2+? Schildklier maakt calcitonine
Slide 21 - Tekstslide
Calcitonine en parathormoon (PTH) werken als antagonisten (effectoren met een tegengestelde werking).
Slide 22 - Tekstslide
Welk hormoon hoort waar?
A
1= calcitonine
2= PTH
B
1= PTH
2= calcitonine
C
1= calcitonine
2= calcitonine
D
1= PTH
2= PTH
Slide 23 - Quizvraag
Hoe zorgt parathormoon voor een verhoogde Ca2+ resorptie in de darmen?
Slide 24 - Tekstslide
Effect PTH
Door PTH komt vitamine D vrij uit de nieren
Vitamine D zorgt onder andere voor meer Ca2+ resorptie in darmen
Slide 25 - Tekstslide
Vitamine D
Het is eigenlijk geen vitamine (wetenschappers dachten dat je het niet zelf kon maken)
1. Je maakt in je huid (pro-)vitamine D onder invloed van de zon
2. Vitamine D bewerkt in de lever en getransporteerd naar de nieren
3. PTH zorgt ervoor dat nieren vitamine D actief maken en afgeven
PTH
Slide 26 - Tekstslide
4 vd 6 zijn goed!
PTH
Calcitonine
Remt
Stimuleert
Stijgende Ca2+
Dalende
Ca2+
Slide 27 - Sleepvraag
Botweefsel
Osteoblasten
Aanmaken bot
Osteoclasten
Afbreken bot
Slide 28 - Tekstslide
Clast=afbreken Blast=opbouwen
Slide 29 - Tekstslide
testosteron en oestrogenen remmen osteoclasten
=> osteoporose (botontkalking)
Slide 30 - Tekstslide
13.4
Feedback systemen
Slide 31 - Tekstslide
Het hormoonstelsel werkt op basis van terugkoppeling
Zo worden processen en normwaardes van het lichaam in stand gehouden
( Denk aan homeostase (H10.1) )
Slide 32 - Tekstslide
Feedbacksystemen
Negatieve terugkoppeling
Positieve terugkoppeling
Blijft rond homeostase
Slide 33 - Tekstslide
Reageren op warm en koud
Temperatuur gereguleerd door hypothalamus (par 10.1)
De norm is het gelijkhouden
van de kerntemp. ~37⁰ C
Hoe wordt dit hormonaal geregeld?
Slide 34 - Tekstslide
Reactie op kou
Hypothalamus meet een afwijking in de temp.
Afgifte Thyrotropine RH (TRH)
Afgifte Thyroïd stimulerend hormoon
Productie van thyroxine (T4) en trijoodthyronine (T3) in schildklier
T3 en T4 via bloed naar weefsels
T4 kan worden omgezet in T3 (het actieve hormoon)
Slide 35 - Tekstslide
Reactie op cellen
T3 en T4 in het bloed gebonden aan plasmaeiwitten
T3 en T4 binden aan doelwitcellen
Binden aan receptor aan buitenkant
(T4 omgezet naar T3)
T3 zorgt voor stimulering van glucose- en vetverbranding
--> warmteproductie, dus lichaamstemp. stijgt
Slide 36 - Tekstslide
Wat voor soort stoffen zijn T3 en T4?
A
Steroïdhormoon
B
Tyrosine- of eiwithormoon
C
Prostaglandinen
D
Groeifactoren
Slide 37 - Quizvraag
Negatieve terugkoppeling
Stijgende thyroxine (T4) concentratie remt de afgifte van TRH en TSH
1
Hypothalamus reageert op stijgende lichaamstemp. waardoor afgifte TRH geremd wordt
2
Slide 38 - Tekstslide
Verbranding
Voor de extra verbranding is meer zuurstof nodig, dus....
meer rode bloedcellen
Het hormoon erytropoëtine (Epo) uit de nieren stimuleert aanmaak nieuwe rode bloedcellen
--> meer O2 transport en dus meer verbranding
Slide 39 - Tekstslide
Reactie op watertekort
Bloeddruk en osmotische waarde gemeten in hypothalamus
Bij lage bloeddruk of hoge osm. waarde moet er meer water opgenomen worden
Dat kan gemakkelijk in de nieren (par 10.5)
ADH zorgt voor
- water resorptie
- vernauwen bloedvaten
1
2
3
4
5
Slide 40 - Tekstslide
Reactie op honger
Hormonen zijn ook belangrijk bij eetlust en voedselvertering
Ghreline: stimuleren eetlust
Leptine: remmen eetlust
Slide 41 - Tekstslide
13.5
Homeostase van bloedsuikerspiegel
Slide 42 - Tekstslide
Bloedsuikerspiegel
Concentratie glucose in bloed zo veel mogelijk constant gehouden
In lever en spiercellen glucose opgeslagen
Slide 43 - Tekstslide
Alvleesklier
Hormoonproductie:
Insuline in B-cellen
Glucagon in a-cellen
Slide 44 - Tekstslide
Suikerziekte (diabetes)
Defect in de cellen van de eilandjes van Langerhans
Diabetes type I
Aangeboren: B-cellen produceren te weinig of geen insuline
Diabetes type II
Tijdens leven: Receptoren van cellen reageren steeds minder op insuline