Week 5 - De overeenkomst (deel 2)

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerbintenissenrechtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Een groothandel in fietsen levert honderd fietsen aan fietsenhandel Geerts. Als Geerts zo’n 50 van de fietsen heeft verkocht, blijkt uit klachten van kopers dat er iets grondig mis is met het remsysteem van de fietsen. Alle fietsenmoeten worden teruggehaald voor vervanging van het remsysteem. Voor Geerts betekent dit een schadepost van € 5000,-. Geerts wendt zich met zijn schade tot de groothandel. Maar de groothandel wijst op de bepaling van het contract dat met Geerts is gesloten en waarin de groothandel IEDERE aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door gebreken in de geleverde fietsen uitsluit.
Moet Geerts genoegen nemen met deze reactie van de groothandel?

A
Ja, want het is een rechtsgeldig gesloten koopovereenkomst.
B
Nee, o.g.v. redelijkheid en billijkheid, art. 6:248 lid 2 BW.

Slide 4 - Quizvraag

In een contract spreken een leverancier en klant af dat de leverancier over zes maanden 10.000 meter katoen zal leveren voor € 5,- p/meter. In de zes maanden tussen koop en levering stijgt de katoenprijs op de wereldmarkt.

Leg uit of de leverancier de katoenprijs mag verhogen.

A
Ja, o.g.v. art. 6:258 BW
B
Nee, o.g.v. art. 6:258 BW

Slide 5 - Quizvraag

Leg uit of de verkoper uit de vorige vraag de prijs kan verhogen als het gaat om een vervijfvoudiging van de katoenprijs, die wordt veroorzaakt door een uitzonderlijke natuurramp.

A
Ja, o.g.v. 6:658 BW
B
Nee, o.g.v. 6:658 BW

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Bij de uitleg van de overeenkomst is NIET van belang:
A
De aansprakelijkheid
B
De maatschappelijke kringen waartoe partijen behoren
C
Rechtskennis van partijen
D
Nadelige gevolgen

Slide 9 - Quizvraag

Nu even oefenen/herhalen....
Geef het juridische begrip voor onderstaande definities. Iedereen de aandacht erbij. We maken er een wedstrijdje van.

Slide 10 - Tekstslide

Noem de juridische term voor:

uiting van een persoon waarin hij kenbaar maakt dat hij ten aanzien van een bepaald goed een overeenkomst met een ander wil sluiten door iets beschikbaar te stellen.
A
Aanbod
B
Aanvaarding

Slide 11 - Quizvraag

Noem de juridische term voor:

bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek waarvan partijen in hun contract af mogen wijken. Deze bepalingen vullen het contract aan als de partijen op een bepaald punt niets hebben geregeld. Als de partijen iets niet hebben geregeld, kunnen zij dus terugvallen op deze bepalingen uit de wet.
A
Dwingend recht
B
Aanvullend recht

Slide 12 - Quizvraag

Noem de juridische term voor:

vrijheid van partijen om, binnen onze rechtsorde, zelf de inhoud van hun contract vast te stellen.
A
Redelijkheid en billijkheid
B
Contractvrijheid

Slide 13 - Quizvraag

Noem de juridische term voor:

aanbod dat nog kan worden ingetrokken onmiddellijk nadat het is aanvaard.
A
Aanvaarding
B
Vrijblijvend aanbod

Slide 14 - Quizvraag

Noem de juridische term voor:

houding die de wet van de bij een overeenkomst betrokken partijen vraagt om zich niet alleen door eigen belang te laten leiden, maar ook rekening te houden met de belangen van de wederpartij
A
Redelijkheid en billijkheid
B
Inlevingsvermogen

Slide 15 - Quizvraag

Noem de juridische term voor:

wilsgebrek waarbij de wil wordt gevormd onder invloed van bijzondere omstandigheden die de wederpartij kende en waarvan zij misbruik maakt.
A
Dwaling
B
Misbruik van omstandigheden

Slide 16 - Quizvraag

Noem de juridische term voor:

gebruik dat al lange tijd in een bepaalde kring of branche als 'recht' wordt ervaren.
A
Redelijkheid en billijkheid
B
Gewoonte

Slide 17 - Quizvraag

Noem de juridische term voor:

rechtshandeling die geen gevolgen heeft in het recht, omdat deze handeling meteen al ongeldig is.
A
Nietig
B
Vernietigbaar

Slide 18 - Quizvraag

Noem de juridische term voor:

onvoorwaardelijke acceptatie van het aanbod.
A
Het ja-woord
B
Aanvaarding

Slide 19 - Quizvraag

Noem de juridische term voor:

situatie waarin de wil om een rechtshandeling aan te gaan, niet goed is gevormd vanwege dwang, bedrog of een onjuiste voorstelling van zaken, of waarin misbruik is gemaakt van bijzondere omstandigheden.
A
Handelingsonbekwaam
B
Wilsgebrek

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide