Geef antwoord op de volgende vragen:
1. Wat gebeurt er met de snelheid bij een: versnelde beweging, eenparige beweging en een vertraagde beweging.
2. Leg uit hoe je de snelheid kunt berekenen op elk moment kunt berekenen bij een beweging met een constante snelheid.
3. Teken een grafiek van een: versnelde beweging, eenparige beweging en een vertraagde beweging.
4. Je kunt aan de vorm van de grafiek een beweging met constante snelheid, een versnelde beweging en een vertraagde beweging herkennen.