herhaling lesstof objectif santé lj 2

Objectif santé
Les objectifs pour aujourd'hui :
- Jij kunt de ontkenning gebruiken (niet, niet meer, nooit, nog niet);
- Jij kunt een vraag stellen door een vraagwoord te gebruiken;
- Jij kunt zeggen en schrijven waar heb jij pijn.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Objectif santé
Les objectifs pour aujourd'hui :
- Jij kunt de ontkenning gebruiken (niet, niet meer, nooit, nog niet);
- Jij kunt een vraag stellen door een vraagwoord te gebruiken;
- Jij kunt zeggen en schrijven waar heb jij pijn.

Slide 1 - Tekstslide

Ontkenningen in het NL zijn: niet, nooit, niets, niet meer, nog niet.
Welke Franse ontkenningen ken je?

Slide 2 - Open vraag

Op welke plek staat de ontkenning in de Franse zin?

Slide 3 - Open vraag

Maak ontkennend:
Tu aimes la pizza (niet meer)

Slide 4 - Open vraag

Maak ontkennend:
Je parle anglais (nooit)

Slide 5 - Open vraag

Maak ontkennend:
C'est cher (niet)

Slide 6 - Open vraag

Maak ontkennend:
Je vais au restaurant (nog niet)

Slide 7 - Open vraag

Maak ontkennend:
Je peux manger (niets)

Slide 8 - Open vraag

Les questions
- Vraagteken achter gewone zin (stem omhoog einde zin)
- "Est-ce que" + gewone zin
- Vraag met vraagwoord

Slide 9 - Tekstslide

Welke Franse vraagwoorden ken je?

Slide 10 - Open vraag

Tu te souviens? De Franse vraagwoorden.
Pourquoi =
Comment = 
Combien (de) =
Quand =
Où =
Qui =

Slide 11 - Tekstslide

Maak de zin vragend:
Tu es malade.

Slide 12 - Open vraag

Maak de zin vragend, gebruik
'est-ce que':
Vous faites du sport.

Slide 13 - Open vraag

Kies de juiste vraag:
Je vais au collège.
A
Tu vas quand ?
B
Tu vas où ?
C
Tu vas comment ?
D
Tu vas combien ?

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste vraag:
Nous rentrons aujourd'hui.
A
Vous rentrez quand ?
B
Vous rentrez comment?
C
Vous rentrez combien ?
D
Vous rentrez où ?

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste vraag:
J'ai mal à la tête.
A
Pourquoi tu as ?
B
Quand tu as ?
C
Qu'est-ce que tu as ?
D
Combien tu as ?

Slide 16 - Quizvraag

Avoir mal...
Nu volgen er een paar zinnen die je gaat vertalen naar het Frans.

Slide 17 - Tekstslide

Vertaal naar het Frans:
Hij heeft buikpijn.

Slide 18 - Open vraag

Vertaal naar het Frans:
Wij hebben pijn in de oren.

Slide 19 - Open vraag

Vertaal naar het Frans:
Zij heeft pijn in haar hand.

Slide 20 - Open vraag

Vertaal naar het Frans:
Jij hebt keelpijn.

Slide 21 - Open vraag

Lesdoelen behaald?
Les objectifs pour aujourd'hui :
- Jij kunt de ontkenning gebruiken (niet, niet meer, nooit, nog niet);
- Jij kunt een vraag stellen door een vraagwoord te gebruiken;
- Jij kunt zeggen en schrijven waar heb jij pijn.

Slide 22 - Tekstslide

Lesdoelen behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Slide 24 - Tekstslide