Herhaling werkwoordspelling

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Nederlands

Herhaling werkwoordspelling

Vormen

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Persoonsvorm in de verleden tijd

Tegenwoordig deelwoord (Lopend ging hij naar school)

Voltooid deelwoord

Engelse werkwoorden

Wat weten we over de persoonsvorm?

In de tegenwoordige tijd in de hij/zij of het-vorm komt er altijd een ....... achter

Wat moet je in de verleden tijd doen als je -en van het werkwoord hebt afgehaald en de medeklinker hebt gecontroleerd met behulp van het 't ex- kofschip?

Als je je declaratie vandaag nog (indienen), staat het geld volgende week op je rekening

1. Indien
2. Indient
3. Indiend
4. indienen

De surveillant loopt door het lokaal, terwijl hij (controleren) of niemand een mobieltje heeft.

1. controleer
2. controleren
3. controleerd
4. controleert

De schoonmaakster (schrobben) de toiletten grondig uit.

1. Schrobde
2. Schrobte
3. Schrobden
4. Schrobten

Vroeger (reizen) ik zelden met de trein, maar sinds ik een ov-kaart heb, doe ik het vaak.

1. Reizde
2. Reiste
3. Reizte
4. Reisde

Het (verbazen) me dat hij te laat was, want hij is eigenlijk altijd op tijd.

Ria (verhuizen) naar Hengelo, toen haar vader daar een baan kreeg.

......(hijgen) rende ze naar haar oma toe

...... (hangen) op de bank keek zij Netflix.

Schrijf de voltooid deelwoorden van de werkwoorden (werken / beantwoorden / ontdekken / verrassen) op

Hulpwerkwoorden

Schrijf bij de volgende dia's de hulpwerkwoorden op.

De kinderen hebben erg hard gewerkt op school.

Tim wordt door de reddingswerkers gezocht.