HV1 les 7 week 10-2 P3 LV


Welkom 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Welkom 

Slide 1 - Tekstslide

Te behandelen grammatica Kern P3
Taalkundig ontleden
H5 Grammatica in talen 
H6 Zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord 
H7 Werkwoordsvormen 
H35 Voornaamwoorden (persoonlijk, betrekkelijk, bezittelijk, aanwijzend) 
H36 Bijwoord & voorzetsel 

Redekundig ontleden
H20 Persoonsvorm & onderwerp 
H21 Soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde 
H22 Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp 
H37 Voorzetselvoorwerp & bijwoordelijke bepaling 

oefentoets & oefenbladen

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag

stil lezen
Herhaling H20
Uitleg lijdend voorwerp H22



Slide 3 - Tekstslide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Je leert hoe je de volgende zinsdelen herkent in een zin:

het lijdend voorwerp


Slide 5 - Tekstslide

Herhaling vorige les
persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk gezegde

Vertel....

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm PV
De PV is altijd een werkwoord. 
De volgende morgen lag de groene enveloppe op de mat.

1. De vraagproef
Maak een vragende zin. Het werkwoord dat vooraan komt te staan is de PV. 
Lag de volgende morgen de groene enveloppe op de mat?

2. De tijdproef
Verander de tijd van de zin. Het werkwoord dat verandert is de PV. 
De volgende morgen ligt de groene enveloppe op de mat.

3. De getalproef
Verander het getal (enkelvoud/meervoud) van het onderwerp. Het werkwoord dat verandert is de PV. 
De volgende morgen lagen de groene enveloppen op de mat. 

Slide 7 - Tekstslide

Zinsdelen
|De volgende morgen |lag |de groene enveloppe | op de mat.|
Begin altijd met het verdelen van de zin in zinsdelen. Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort.

Wat je voor de persoonsvorm kunt zetten, is een zinsdeel:
Lag de volgende morgen de groene envelop op de mat?
De volgende morgen lag de groene enveloppe op de mat. 
De groene enveloppe lag de volgende morgen op de mat.
Op de mat lag de volgende morgen de groene enveloppe.

 
Dit zijn de zinsdelen:
lag
de volgende morgen
de groene enveloppe
op de mat

 

Slide 8 - Tekstslide

Onderwerp OW
1. Gebruik Wie/Wat + PV

De magere jongen stond in het doel.
PV: stond

Onderwerp = Wie/Wat + PV
Wie/Wat stond? de magere jongen stond
Onderwerp: de magere jongen


Slide 9 - Tekstslide

Onderwerp OW
2. Verander de persoonsvorm van meervoud naar enkelvoud of andersom. Het onderwerp verandert mee. 

De magere jongen stond in het doel.                 De magere jongens stonden in het doel.
Onderwerp: de magere jongen


3. Maak de zin vragend. Het zinsdeel dat meteen na de pv komt te staan, is het onderwerp. 
Stond de magere jongen in het doel?

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde WG

Alle werkwoorden in de zin.
Ook delen van scheidbare werkwoorden: 
opletten - let…op
De woordjes ‘te’ en ‘aan het’ horen bij het WG.
Hij zat op de rug van het paard een boek te lezen.
WG: zat te lezen
De kinderen zijn tikkertje aan het spelen.
WG: zijn aan het spelen

Slide 11 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde

Soms is het WG maar één werkwoord, dat is dan ook altijd de PV.
Soms zijn het er meer. 

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Die bloemen staan al een hele week in de vaas.

PV: staan
OW: die bloemen
WG: staan

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Dit weekend wil ik mijn verjaardag gaan vieren

PV: wil
OW: ik
WG: wil gaan vieren

Slide 14 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Niet alle zinnen hebben een lijdend voorwerp!

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

1. Noteer het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde
2. Stel de vraag: Wat/Wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
Antwoord = lijdend voorwerp
Nieuw! Maak aantekeningen.

Slide 15 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Stel de vraag: Wat/Wie + WG + OW

Tom | leest | een mooi boek | in zijn vrije tijd. 

werkwoordelijk gezegde?
onderwerp?
Wie/wat + WG + OW
lijdend voorwerp: ..........

Slide 16 - Tekstslide

Lijdend voorwerp

Mascha | koopt | altijd | drop.
PV: 
OW: 
WG:

Wie/Wat + WG + OW = LV
LV: 

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk nakijken


H20 opdr. 1 t/m 3

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk 

Maken H20 opdr. 6 en H22 opdr. 1 en 2

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
Je gaat aan de slag met het huiswerk. 

Hoe? Je gaat zelfstandig aan de slag
met de opdrachten, maar je mag zachtjes overleggen met je buur.

Ben je klaar? Schrijf een verhaaltje van 10 zinnen met de volgende onderdelen: 
persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp


Slide 20 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald
Ik kan uitleg geven over de onderstaande zinsdelen:

lijdend voorwerp

Vertel......



Slide 21 - Tekstslide

Volgende les


H22 redekundig ontleden: meewerkend voorwerp

Slide 22 - Tekstslide