1H week 13 P3 les 1 Grammatica uitleg werkwoordelijk gezegde

Welkom 1H
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1H
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 

Slide 1 - Tekstslide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Redekundig ontleden
H21
Werkwoordelijk gezegde

Slide 3 - Tekstslide

Te behandelen grammatica Kern P3
Taalkundig ontleden
H5 Grammatica in talen behandeld
H6 Zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord behandeld
H7 Werkwoordsvormen behandeld
H35 Voornaamwoorden (persoonlijk, betrekkelijk, bezittelijk, aanwijzend) behandeld
H36 Bijwoord & voorzetsel behandeld

Redekundig ontleden
H20 Persoonsvorm & onderwerp behandeld
H21 Soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde behandeld
H22 Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp uitleg week 14
H37 Voorzetselvoorwerp & bijwoordelijke bepaling uitleg week 15

Week 15: oefentoets

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen 

Je leert hoe je het werkwoordelijk gezegde herkent in een zin. 

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling vorige les

Zinsdelen
Persoonsvorm
Onderwerp

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm PV
De PV is altijd een werkwoord. 
De volgende morgen lag er een groene enveloppe op de mat.

1. De vraagproef
Maak een vragende zin. Het werkwoord dat vooraan komt te staan is de PV. 
Lag er de volgende morgen een groene enveloppe op de mat?

2. De tijdproef
Verander de tijd van de zin. Het werkwoord dat verandert is de PV. 
De volgende morgen ligt er een groene enveloppe op de mat.

3. De getalproef
Verander het getal (enkelvoud/meervoud) van het onderwerp. Het werkwoord dat verandert is de PV. 
De volgende morgen lagen er groene enveloppen op de mat. 

Slide 8 - Tekstslide

Zinsdelen
De volgende morgen |lag |er | een groene enveloppe | op de mat.
Begin altijd met het verdelen van de zin in zinsdelen. Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort.

Wat je voor de persoonsvorm kunt zetten, is een zinsdeel:
De volgende morgen lag er een groene enveloppe op de mat. 
Een groene enveloppe lag er de volgende morgen op de mat.
Op de mat lag er de volgende morgen een groene enveloppe.
Er lag de volgende morgen een groene envelop op de mat.
 
Dit zijn de zinsdelen:
de volgende morgen
een groene enveloppe
op de mat
er
 

Slide 9 - Tekstslide

Onderwerp

Slide 10 - Tekstslide

Onderwerp OW
1. Gebruik Wie/Wat + PV

Een magere jongen stond in het doel.
PV: stond

Onderwerp = Wie/Wat + PV
Wie/Wat stond? Een magere jongen stond
Onderwerp: een magere jongen


Slide 11 - Tekstslide

Onderwerp OW
2. Verander de persoonsvorm van meervoud naar enkelvoud of andersom. Het onderwerp verandert mee. 

De magere jongen stond in het doel.                 De magere jongens stonden in het doel.
Onderwerp: de magere jongen


3. Maak de zin vragend. Het zinsdeel dat meteen na de pv komt te staan, is het onderwerp. 
Stond de magere jongen in het doel?

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg werkwoordelijk gezegde
Doorlezen theorie H21.
Daarna volgt uitleg. 

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde WG

Alle werkwoorden in de zin, ook delen van scheidbare werkwoorden: 
opletten - let…op

De woordjes ‘te’ en ‘aan het’ horen bij het WG.
Hij zat op de rug van het paard een boek te lezen.
WG: zat te lezen
De kinderen zijn tikkertje aan het spelen.
WG: zijn aan het spelen

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde

Soms is het WG maar één werkwoord, dat is dan ook altijd de PV.
Soms zijn het er meer. 

Slide 15 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Die bloemen staan al een hele week in de vaas.

PV: staan
OW: die bloemen
WG: staan

Slide 16 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Dit weekend wil ik mijn verjaardag gaan vieren

PV: wil
OW: ik
WG: wil gaan vieren

Slide 17 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Na het klassenfeest ruimen de leerlingen met elkaar de rommel op

PV: ruimen
OW: de leerlingen
WG: ruimen op (hele WW is opruimen!)

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk nakijken

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk
Maken H20 opdracht 7 en 8
H21 opdracht 1 en 2

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag: keuze


  • Kleurplaat woordsoorten
  • Huiswerk
  • PO

Slide 21 - Tekstslide


Is de opdracht duidelijk?

Slide 22 - Tekstslide

Volgende les

We gaan verder met redekundig ontleden: 
H22 meewerkend voorwerp

Slide 23 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald

Ik kan in een zin bepalen wat het meewerkend voorwerp is. 

Slide 24 - Tekstslide

Hoe ging deze les?
Wat heb je geleerd vandaag?

Wat vond je leuk aan deze les? 

Heeft iemand vragen?

Slide 25 - Tekstslide

Fijne dag

Slide 26 - Tekstslide