argumentatiestructuren

Argumenteren 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument, en weerlegging.
  • Je leert welke soorten argumenten er zijn 
  • Je leert welke argumentatiestructuren er zijn. 

Slide 2 - Tekstslide

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in De Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 3 - Quizvraag

Studenten binnen het mbo moeten in twee of drie jaar hun opleiding kunnen afmaken. Je kunt dan eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 4 - Quizvraag

Soorten argumenten
(1) Argumenten op basis van feiten.
(2) argumenten op basis van onderzoek of wetenschap.
(3) argumenten op basis van wat je belangrijk vindt. 
(4) argumenten op basis van wat je verwacht. 
(5) argumenten op basis van geloof. 
(6) argumenten op basis van gezag en 
(7) argumenten op basis van nut.

Slide 5 - Tekstslide

Toelichting argumenten
(1) Argumenten op basis van feiten
Wanneer je argument een feit bevat, dan sta je sterk. Je geeft een reden aan dat een algemeen geaccepteerd is, namelijk een feit. Een feit is iets wat het geval is en niet meer ter discussie staat.

Slide 6 - Tekstslide

(2) Argumenten op basis van onderzoek of wetenschap
Een argument op basis van onderzoek of wetenschap is een goed onderbouwd argument. Je hebt een argument dat geen algemene kennis is, zoals een feit dat wel vaak is. Je hebt een argument dat door onderzoek of wetenschap onderbouwd wordt. Er zijn dus wetenschappers die iets onderzocht hebben, en de resultaten van dat onderzoek gebruik jij.

Slide 7 - Tekstslide

(3) Argumenten op basis van wat je belangrijk vindt
Soms heb je een argument dat weergeeft wat voor jou belangrijk is. Verschillende mensen kunnen verschillende dingen belangrijk vinden, zoals rechtvaardigheid, eerlijkheid, samenwerken of persoonlijke ontwikkeling. Een argument dat hierop gebaseerd is, noemen we een argument op basis van wat je belangrijk vindt.

Slide 8 - Tekstslide

(4) Argumenten op basis van een verwachting
Vooruitzien is regeren, tenminste dat wordt gezegd. Als je weet wat je kunt verwachten, dan kun je daar misschien nog iets aan doen. Dat is ook de basis van dit type argument. Je geeft een argument op basis van iets wat je verwacht dat gaat gebeuren.

Slide 9 - Tekstslide

(5) Argumenten op basis van geloof
Het geloof of levensovertuiging is voor veel mensen een belangrijk aspect van het leven. Van hieruit kun je ook argumenten halen om een bepaald standpunt te ondersteunen. Dit type argument noemen we argumenten op basis van een geloof of een levensovertuiging.

Slide 10 - Tekstslide

(6) Argumenten op basis van gezag
Soms heb je geen feiten voor handen als argument. Ook heb je geen onderzoek gelezen dat je standpunt ondersteund. Wellicht heb je wel iemand gesproken of een interview gelezen met iemand die er verstand van heeft. Wanneer je dat gebruikt als basis van je argument, dan noemen we dat een argument op basis van gezag. Iemand die er verstand van heeft, ondersteund jouw argument!

Slide 11 - Tekstslide

Tegenargument of weerlegging
Tegenargument. 
Een tegenargument is een uitspraak waarmee een schrijver of spreker een standpunt ontkracht.

Weerlegging. 
Een uitspraak waarmee een schrijver of spreker een argument ontkracht.

Kijk dus eerst of het om een standpunt of om een argument gaat.


Slide 12 - Tekstslide

Ik wil niet meer naar Italië op vakantie (standpunt), want je kunt er in restaurants nauwelijks vegetarische gerechten krijgen (argument).

Wat een onzin: de Italiaanse keuken is juist beroemd vanwege haar verfijnde groente- en kaasschotels.

Weerlegging of tegenargument?

Slide 13 - Tekstslide

Wat een onzin: de Italiaanse keuken is juist beroemd vanwege haar verfijnde groente- en kaasschotels.

A
weerlegging
B
tegenargument

Slide 14 - Quizvraag

Het ontkracht het argument dat er nauwelijks vegetarische gerechten te krijgen zijn in restaurants.

Het is dus een weerlegging.

Slide 15 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Er zijn vier vormen van argumentatie die je kunt gebruiken in je schema: enkelvoudige, meervoudige, nevenschikkende en onderschikkende argumentatie.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was ontzettend duur
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 18 - Tekstslide

Welke structuur ga jij gebruiken voor je betoog?

Slide 19 - Tekstslide

Voorbereiding betoog
  • Over welk probleem gaat het?
  • Wat zijn de voordelen of nadelen?
  • Wie zijn er bij de stelling betrokken? 
  • Is de verandering die komt door de stelling goed of slecht     voor die mensen?

Slide 20 - Tekstslide

Uitwerking argument AUB
1. Eerst zeg je wat het argument (A) is
2. Dan leg je het argument uit (U)
3. Tot slot geef je een voorbeeld: “Dit zien we bijvoorbeeld (B) bij…”


Slide 21 - Tekstslide

Een voorbeeld
IEDERE MBO-SCHOOL MOET EEN POLITIEAGENT OP LOCATIE KRIJGEN
(= stelling)
Wat is jouw standpunt?

Slide 22 - Tekstslide

VOORSTANDER
Argument:
‘Een agent op school zorgt voor meer
veiligheid.’
Uitleg:
‘Want, een agent kan gelijk ingrijpen
als er iets op school gebeurt. Ook zullen
studenten minder snel strafbare dingen
doen, omdat ze weten dat ze betrapt
kunnen worden. Dit zorgt ervoor dat
situaties niet uit de hand lopen. Dat is
goed, want het is belangrijk dat school
veilig is zodat iedereen zich prettig voelt
en goed kan leren.’
Bijvoorbeeld:
‘Als er op school een telefoon gestolen
wordt, kan een agent gelijk uitzoeken wie
dit heeft gedaan. Dan gaat niet iedereen
elkaar vals beschuldigen. Ook zal iemand
minder snel nog iets gaan stelen want
je weet dat je waarschijnlijk gepakt zult
worden. Als er niets meer gestolen wordt
op school, zal de sfeer ook verbeteren.
Iedereen vertrouwt elkaar dan meer.’

Slide 23 - Tekstslide

TEGENSTANDER

Argument:
‘Een agent op school is onnodig.’

Uitleg:
‘Want, er gebeuren niet zo vaak erge
dingen op school waar een agent bij moet
komen. Veel problemen kunnen gewoon
door de docenten opgelost worden.
Daarom zou de agent niet nuttig zijn. Dat
is erg, want als een agent op school is, kan
hij niet tegelijkertijd andere belangrijke
dingen doen zoals criminelen vervolgen.’

Bijvoorbeeld:
‘Stel je voor dat je als agent de hele dag op
een school moet zijn waar niks gebeurt.
Vanaf de locatie zie je dat een iemand
aan de overkant aan het inbreken is. Het
is toch erg als de agent daar dan niet heen
kan!’

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link