Les 09-04-2024 Michiel

Evalueren
Op verschillende manieren ga je na of de doelen bereikt zijn. Dit heet evalueren. 

Evalueren is het verzamelen en interpreteren van informatie met als bedoeling een oordeel te vormen over het resultaat en het verloop van de les.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BewegingsonderwijsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Evalueren
Op verschillende manieren ga je na of de doelen bereikt zijn. Dit heet evalueren. 

Evalueren is het verzamelen en interpreteren van informatie met als bedoeling een oordeel te vormen over het resultaat en het verloop van de les.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie en het didactisch model
- een pijl naar doelstellingen
Zijn de doelstellingen behaald?
Moet je de doelstellingen bijstellen?
- een pijl naar beginsituatie
Was de beginsituatie goed ingeschat?
Wat is de nieuwe beginsituatie?
- een pijl gaat naar les/training
Hoe verliep de les/training?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Momenten om te evalueren
- evalueren aan het begin van de les (nog even terugkomen op de vorige les en dat aanpassen)
- evalueren aan het einde van een les (roep de groep bij elkaar en evalueer kort en krachtig, geef je mening en vraag de mening van de deelnemers)
- evalueren na afloop van een les (zet de hoofdpunten van de evaluatie op een rijtje en neem dit mee naar de volgende lessen)
- evalueren na een langere periode, na een serie lessen (evalueer ook na een langere periode en gebruik hier eventueel geschikte evaluatie-instrumenten voor).

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evalueren

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functies van 
Evalueren

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbeteren volgende les
Dingen die goed gingen blijf je doen en dingen die minder goed gingen ga je aanpassen richting de volgende les.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Input voor begeleiding
Door te evalueren geef je deelnemers informatie over hun vordering en jouw oordeel daarover. 
- Goed gewerkt jongens! 
- Volgende keer verwacht ik meer intensiteit.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beoordeling van vaardigheidsniveau
Je stelt doelen voor de les. Zijn deze gehaald of wat moet er gedaan worden om deze te halen.

Slide 9 - Tekstslide

Als doelen worden gesteld en er wordt gewerkt om deze te halen zijn de deelnemers bezig met leren. Door te kijken of de doelen zijn gehaald kom je erachter of er is geleerd.
Verantwoording van je handelen
Waarom maak je de keuzes die je maakt. Kies je bij salto-springen bijvoorbeeld voor een gesloten of open didactische werkvorm, en waarom.

Slide 10 - Tekstslide

Je maakt constant keuzes tijdens het maken en uitvoeren van je les. Deze keuzes moet je kunnen verantwoorden. Waarom heb je hiervoor gekozen of doe je het op deze manier. Het kan zijn dat er klachten komen vanuit de groep of een leidinggevende. Dan moet je je eigen handelen kunnen verantwoorden, en kritisch naar jezelf kijken.
Reflecteren op eigen functioneren
Wat was mijn rol? Heb ik de juiste keuzes gemaakt? Wat had er anders of beter gekund?

Slide 11 - Tekstslide

Lijkt veel op het verantwoorden van je handelen alleen gaat dit meer over de rol van jezelf tijdens de lessen.
Bijstellen van doelstellingen
Hebben de deelnemers jou opgestelde doel behaald? 
Nee? Doelen aanpassen zodat het haalbaar is.
Ja? Doelen aanpassen zodat de deelnemers door kunnen.


Slide 12 - Tekstslide

Voor een les stel je bepaalde doelen op. Deze doelen helpen jou om de deelnemers wat nieuws aan te leren. Als het blijkt dat het doel te moeilijk is moet je deze aanpassen, dit geldt ook als het doel te makkelijk is. Er zal minder gesport worden omdat de motivatie wegzakt.

https://leer.tips/tip/zone-van-de-naaste-ontwikkeling/#:~:text=De%20zone%20van%20de%20naaste,kan%2C%20is%20de%20actuele%20ontwikkeling.
Functies van 
Evalueren

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 soorten evaluatie vormen
Product evaluatie
Proces evaluatie

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Product evaluatie
Er wordt alleen gekeken naar het resultaat. Dit wordt gemeten door de mate waarin de doelstelling is behaald.

Slide 15 - Tekstslide

Kan zowel motorisch, sociaal-affectief en cognitief. 
Mate waarin de handstand lukt (motorisch)
Sfeer in de groep of samenwerken in een team (sociaal-affectief)
Kennen van de spelregels (cognitief)

Binnen de product evaluatie kunnen we kwantitatief en kwalitatief scheiden. Welk antwoord heeft te maken met een kwantitatieve productevaluatie
A
De resultaten zijn in getallen uit te drukken (bijv. tijd of afstand)
B
Komt vooral voor bij sporten waar een jury het resultaat bepaald.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Proces evaluatie
Bij proces evaluatie kijkt de lesgever naar de manier waarop het resultaat tot stand is gekomen. 
- De beginsituatie
- De lesopbouw
- De organisatie
- De bewegingsvormen
- De didactische werkvormen

Slide 17 - Tekstslide

- De beginsituatie
Goed ingeschat?
Genoeg rekening gehouden met bijzondere omstandigheden (deelnemers, randvoorwaarden)
- De lesopbouw
Juiste lesindeling gekozen?
Hoe verliepen de afzonderlijke lesdelen?
- De organisatie
Was de les doelmatig, veilig en intensief?
Juiste groepjes gemaakt?
Juiste opstelling gebruikt?
- De bewegingsvormen
Voldeden de bewegingsvormen aan de gestelde eisen?
Heb ik goed methodisch opgebouwd?
- De didactische werkvormen
Juiste didactische werkvormen gebruikt?
Hebben de didactische werkvormen geleidt tot wenselijk leergedrag?

Welke factor wordt meestal niet meegenomen in product evaluatie?
A
Het eindresultaat
B
De bewegingsvormen
C
De organisatie
D
De beginsituatie

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een aspect waar de lesgever naar kijkt bij product evaluatie?
A
Het eindresultaat
B
De bewegingsvormen
C
De beginsituatie
D
De lesopbouw

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn er tot nu toe
onderwerpen die je lastig vindt?

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Momenten om te evalueren
- evalueren aan het begin van de les (nog even terugkomen op de vorige les en dat aanpassen)
- evalueren aan het einde van een les (roep de groep bij elkaar en evalueer kort en krachtig, geef je mening en vraag de mening van de deelnemers)
- evalueren na afloop van een les (zet de hoofdpunten van de evaluatie op een rijtje en neem dit mee naar de volgende lessen)
- evalueren na een langere periode, na een serie lessen (evalueer ook na een langere periode en gebruik hier eventueel geschikte evaluatie-instrumenten voor).

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Methode om te evalueren
Evaluatiemethode voor product evaluatie
Evaluatiemethode voor proces evaluatie
Prestatieproeven (kwali, kwanti)
Groepsgesprekken
Circuit
Individuele gesprekken
Wedstrijd
Evaluatieformulieren

Slide 22 - Tekstslide

Prestatieproeven:
Kan zowel kwalitatief (cijfer voor uitvoeren radslag) als kwantitatief (zo veel afstand afleggen bij duurloop)
Circuit methode:
Zet een circuit uit. Ze gaan in een bepaalde tijd zo veel mogelijk oefeningen doen. Na een periode van trainen voer je deze weer opnieuw uit op precies dezelfde manier en kun je meten of er vooruitgang is geboekt.
Wedstrijd:
Goede manier om te testen wat de deelnemers beheersen. Omdat het onder druk staat kun je echt zien hoe ze ervoor staan. Op trainingen staat er vaak minder druk op.

Groepsgesprekken:
Worden vaak gebruikt om het proces te evalueren. Aan het einde van de les wordt al vaak gevraagd aan de hele groep wat ze ervan vonden. Dit helpt ook de lesgever een completer beeld te krijgen van de les en zijn eigen functioneren.
Individuele gesprekken:
Niet iedereen durft zich uit te spreken in een groep. Vandaar dat individuele gesprekken goed zijn om een duidelijker beeld te krijgen.
Evaluatieformulieren:
Met behulp van de vragenlijst krijg je een duidelijker beeld over de gehele les of lessenreeks en kan je van te voren specifieke vragen opstellen.
Een voorbeeld van een kwalitatieve prestatieproef kan zijn.
A
De leraar geeft een cijfer voor het uitvoeren van ringzwaaien
B
Na het rennen van 80 meter binnen 10 seconde geeft de leraar een 8

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doel van beoordelen
- Meten van vooruitgang bijv. door het gebruik van een leerlingvolgsysteem.
- Effect meten van een bepaald trainingsprogramma
- Selecteren van beste of meest talentvolle spelers
- Toekennen van certificaat of diploma, zoals turn- of zwemdiploma

Slide 24 - Tekstslide

Bij beoordelen is het belangrijk dat de leraar goed uitlegt waarom hij/zij beoordeeld wordt, op welke manier en wat de consequenties zijn. 
Op een correcte manier beoordelen.
Betrouwbaarheid
- Is de beoordeling hetzelfde bij meerdere herhalingen of andere beoordelaars.
Validiteit
- Meet je wel wat je wilt meten? Als je zelfvertrouwen wilt meten, heb je dan wel de juiste meetinstrumenten.
Objectief
- Oordeel tot stand gekomen zonder vooroordelen?
Nauwkeurig 
- Zijn er geen meetfouten gemaakt?
Onafhankelijk
- Beoordelaar mag geen belang hebben bij het resultaat.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veelvoorkomende beoordelingsfouten
- Onvolledig waarnemen
- Subjectief waarnemen, teveel je eigen mening of vooroordelen mee laten tellen
- Te zwaar meetellen van eerste of laatste indruk.
- Contrasteffect
- Halo - effect: positieve eerste indruk kan ervoor zorgen dat de leraar deze leerling te hoog beoordeeld.
Horn - effect: leerling vergeet vaker haar gymkleren, leraar zal haar misschien slechter beoordelen ondanks dat ze goed presteerd.

Slide 26 - Tekstslide

Contrasteffect:
Als je net 4 slechte beoordelingen hebt gehad en er komt daarna een gemiddelde sporter zal deze wellicht hoger scoren dan had gemoeten

HALO EN HORN effect:
Het halo-effect

Stel je voor dat je een leerling hebt die altijd goed voorbereid is, hard werkt en altijd met een positieve instelling aan de les begint. De kans is groot dat je deze leerling ook op andere gebieden hoger beoordeelt dan een leerling die minder gemotiveerd is. Dit noemen we het halo-effect.

Het horneffect

Het tegenovergestelde van het halo-effect is het horneffect. Hierbij beoordelen we iemand lager op andere gebieden vanwege een negatieve eerste indruk. Als een leerling bijvoorbeeld onhandig is tijdens de warming-up, kan je onbewust denken dat hij of zij ook minder goed zal zijn in de rest van de les.
Beoordelingsinstrumenten
  • Vaardigheidstests
  • Kwantitatieve motorische test
Afstand bij speerwerken, hoogte bij hoogspringen
  • Kwalitatieve motorische test
Uitvoering van de handstandoverslag, gaat vooral over de techniek.
  • Vragenlijstmethoden
Meten van gevoelens d.m.v. vragen op te stellen. Bijv. zelfvertrouwen
  • Observatiemethoden
Checklist, zoals jullie hebben bij practicum lessen geven

Slide 27 - Tekstslide

Vaardigheidstest:
Zwemdiploma en atletiekdiploma zijn voorbeelden van vaardigheidstesten. Vaak gemeten aan de hand van een leerlingvolgsysteem om een leerlijn te beoordelen.
Welke onderwerpen
vind je nu nog lastig?

Slide 28 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Begin aan de vragen van week 4.6

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Halo effect
Het halo-effect

Stel je voor dat je een leerling hebt die altijd goed voorbereid is, hard werkt en altijd met een positieve instelling aan de les begint. De kans is groot dat je deze leerling ook op andere gebieden hoger beoordeelt dan een leerling die minder gemotiveerd is. Dit noemen we het halo-effect.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Horn effect
Het horneffect

Het tegenovergestelde van het halo-effect is het horneffect. Hierbij beoordelen we iemand lager op andere gebieden vanwege een negatieve eerste indruk. Als een leerling bijvoorbeeld onhandig is tijdens de warming-up, kan je onbewust denken dat hij of zij ook minder goed zal zijn in de rest van de les.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies