1. Lees de vraag. Over welke alinea(‘s) gaat het?
2. Lees de betreffende alinea(‘s). Markeer de kernzin(nen).
3. Gaat het om meerdere alinea’s? Bedenk wat het deelonderwerp van deze alinea’s is. Dit deelonderwerp staat vaak in het kopje.
4. Bedenk zelf welk kopje het best past bij de alinea(‘s). Kijk of je antwoord nij de antwoordmogelijkheden staat.
5. Twijfel je over het antwoord? Streep de antwoorden weg die minder goed zijn. Bijvoorbeeld omdat een kopje niet over het betreffende deel van de tekst gaat.