Les 22

Herhaling

Wat gaan wij doen?

1. Gaan lezen;
2. We herhalen de stof;
3. Oefenen de stof;
4. Behandelen de leestoets.

Lezen

Leestoets

1. Lees de toets globaal;
   
2. Kijk naar de tijd;
3. Lees de tekst;
4. Beantwoord de vragen;
5. Sla vraag over die je niet snapt;
6. Als een vraag naar een regel of alinea verwijst -> zoek deze op;
7. Ben je klaar? Check!

Welke tips heb je voor het maken een leestoets?

Argumenten

Wat zijn argumenten?

Wat is een feit?

1. Iets wat echt gebeurd is of echt waar
2. Je kunt er 'ik denk' of 'ik vind' voor zetten
3. Dit is een mening
4. Verwijst terug naar iets in de zin

Wat is een mening?

1. Iets wat echt gebeurd is of echt waar
2. Je kunt er 'ik denk' of 'ik vind' voor zetten
3. Argumenten
4. Verwijst terug naar iets in de zin

Ik vind die nieuwe game geweldig!

1. Feit
2. Argument
3. Mening

Het is griezelig en uitdagend tegelijk.

1. Feit
2. Argument
3. Mening

De landschappen in Horizon Zero Dawn zijn prachtig.

1. Feit
2. Argument
3. Mening

Dark Souls III was vannacht nog in de aanbieding. De prijs was toen €12,49.

1. Feit
2. Argument
3. Mening

The Last of Us Remake komt uit op 9 september 2022.

1. Feit
2. Argument
3. Mening

Wat zijn goede argumenten?

1. Bevat alleen informatie die waar is;
2. Gaat over de mening en niet over iets anders;
3. Voegt informatie toe en is geen herhaling van de mening.

Wat zijn goede argumenten?

Mening: Mensen zouden minder vlees moeten eten.

Argument 1: Dieren die geslacht worden, leven allemaal in hokken van minder dan een vierkante meter.

Argument 2: Het eten van minder vlees is beter voor het milieu.

Wat zijn goede argumenten?

Mening: Mensen zouden minder vlees moeten eten.

Argument 1: Het is ook beter om niet meer te vliegen naar je vakantiebestemming.

Argument 2: Het is beter voor de gezondheid.

Wat zijn goede argumenten?

Mening: Mensen zouden minder vlees moeten eten.

Argument 1: Mensen eten nu te veel vlees.

Argument 2: Er is dan minder vee nodig, waardoor de stikstofuitstoot zal afnemen. 

Verwijswoorden

Voornaamwoorden

Voorbeelden: deze, die, dit, dat, zo'n, datgene, diegene, zijn, mijn, jouw, hij, zij, elkaar, het

In Groningen woont mijn lievelingsneef, die gitaar speelt.

Bijwoorden

Voorbeelden: hier, daar, toen, erover, hoe, zo, waar, wanneer

Wat vind je van mijn voorstel? Denk erover na.

Zelfstandig naamwoorden

Het is geen echt verwijswoord, maar toch kan het verwijzen naar een persoon of ding uit een andere zin.

Sifan Hassan won twee gouden medailles op de WK atletiek. De atlete is zeer tevreden met dit resultaat.

Ruben liep naar zijn fiets en reed weg.

Eylem zocht in de kledingkast naar haar favoriete shirt.

Mevrouw Van Holstein bakt graag. Ze maakt geweldige koekjes en taarten.

Meneer Brouwer is een populaire docent. Over de leraar wordt veel gesproken.

Dana stond laatst op een tafel. Zij werd uitgedaagd dit te doen.

Het is bijna vakantie. Daar heeft iedereen zin in!

Vragen?

Wat moet je leren? 

Les 57;

Les 58;

Les 72;

Les 73.

Leren/samenvatten