Woche 48 2V

Woche 48 P1 (Julia, Miloe week 50 7e uur in E1)
- Hausaufgabenbesprechung (5 Min.)
- D16 besprechen (5 Min.)
- Theorie+ Spiel ‘der die das die’ (20 Min.)
- Rückgabe Minitest "haben sein werden"




1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Woche 48 P1 (Julia, Miloe week 50 7e uur in E1)
- Hausaufgabenbesprechung (5 Min.)
- D16 besprechen (5 Min.)
- Theorie+ Spiel ‘der die das die’ (20 Min.)
- Rückgabe Minitest "haben sein werden"




Slide 1 - Tekstslide

Woche 48 P2
- Besprechung:   (20 Min.) / haben sein werden "Rückgabe"
   B: E21, E22, E23
   +: E23, E24, E25, 
- E26, meervoudvormen in de Lernliste doornemen (10 Min.)
- Aussprache: F32 (5 Min.)
- Quiz: basiszinnen (15 Min.)
- Der kleine Drache Kokosnuss

Slide 2 - Tekstslide

Was bedeutet: Bis später!
A
Beetje later!
B
Beetje laat.
C
Tot later!
D
Iets later.

Slide 3 - Quizvraag

Wie sagt man "Doei" oder "Tot ziens?"
Zwei Antworten sind richtig.
A
Tschus!
B
Tschüs!
C
Auf wiedersehen!
D
Auf Wiedersehen!

Slide 4 - Quizvraag

Was bedeutet "Mach's gut!"
A
Doe het goed!
B
Het ga je goed!
C
Maak het goed!
D
De macht is goed!

Slide 5 - Quizvraag

Was ist die passende Reaktion auf den Satz: Schönes Wochenende!
A
Ja, danke!
B
Nein, danke!
C
Danke, gleichfalls.
D
Bis morgen!

Slide 6 - Quizvraag

Rate mal, was dieser Satz bedeutet.
"Ich bin sauer!"
A
Ik ben boos.
B
Ik ben zuur.
C
Ik ben blij.
D
Ik ben zo weg.

Slide 7 - Quizvraag

Wann sagt man diesen Satz?
"Gute Besserung!"
A
Wanneer iemand op vakantie gaat.
B
Wanneer iemand een toets gaat maken.
C
Wanneer iemand naar huis gaat.
D
Wanneer iemand ziek is.

Slide 8 - Quizvraag

Was sagt man nicht, wenn man "graag gedaan" meint?
A
Gerne.
B
Nichts passiert.
C
Nichts zu danken.
D
Gern geschehen.

Slide 9 - Quizvraag

Welcher Satz bedeutet "Het geeft niet"?
A
Das macht nichts.
B
Das gibt nicht.
C
Es gibt nicht.
D
Es darf nicht.

Slide 10 - Quizvraag

Was bedeutet "Das ist schade".
A
Het is beschadigd.
B
Er is beschadiging.
C
Er is schaduw.
D
Dat is jammer.

Slide 11 - Quizvraag

Notiert bitte: Basissätze
- Bis später! Bis morgen! Bis nächste Woche! Bis nächstes Mal! 
- Tschüs! Auf Wiedersehen! Ciao! 
- Mach's gut! Schönes Wochenende! Schöne Ferien! Danke, gleichfalls! 
- Ich bin sauer. Ich bin wütend. 
- Gute Besserung! 
- Gerne. Gern geschehen. Nichts zu danken. 
- Das macht nichts. Nichts passiert. 
- Das ist schade.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Slide 14 - Video