Spelling Aan elkaar of los?

Aan elkaar of los?
Samenstellingen

Grammatica 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Aan elkaar of los?
Samenstellingen

Grammatica 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
Je weet...
  • wanneer je woorden aan elkaar schrijft.

  • wanneer je een koppelteken (-) gebruikt.

Slide 4 - Tekstslide

Deze woorden schrijf je aan elkaar
Samenstellingen: 
Rugzak, rugzaktoerisme, rugzaktoerismecriminaliteit

Woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus voorzetsel:
Daarover, erin, daarnaast, waarmee

Getallen tot en met duizend:
Tweeëndertig, zevenhonderdvijftig



Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
A
driekamer appartement
B
driekamerappartement
C
drie-kamer-appartement
D
drie kamer appartement

Slide 7 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil

Slide 8 - Quizvraag

Wat is juist?
A
modebranche
B
mode branche

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een koppelteken
 in samenstellingen?
De samenstelling bestaat uit twee gelijkwaardige delen:
Zwart-wit, directeur-eigenaar
Zwart-witfoto, woon-werkverkeer, prijs-kwaliteitverhouding
Bij voorvoegels, zoals niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-:
Ex-echtgenoot, adjunct-directeur, leerling-verpleegkundige

Voor de uitspraak: 
Gala-avond, zee-egel, echo-onderzoek
Als een deel van de samenstelling bestaat uit letters, cijfers, tekens of een naam: 
A4-formaat, mbo-opleiding, &-teken, kabinet-Rutte, 3-jarige 
Aardrijkskundige namen:
Noord-Europa, Amsterdam-Zuid, West-Brabant
Vaste combinaties: 
kant-en-klaarmaaltijd, mond-op-mondbeademing, nek-aan-nekrace, kat-en-muisspel

Slide 10 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
'Hij heeft alweer
een lastig kriebel …. hoestje.'
A
kriebel hoestje
B
kriebelhoestje

Slide 11 - Quizvraag

Wat is juist?
A
mbostudent
B
mbo-student

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wel of geen koppelteken?
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen

Slide 16 - Quizvraag

Bij welk woord hoort geen koppelteken?
A
hotel-restaurant
B
ex-man
C
bruinebonen-soep
D
tachtig-jarige

Slide 17 - Quizvraag

Bij welk woord hoort geen koppelteken?
A
politie-agent
B
ski-jas
C
chocolade-ijs
D
mango-ijs

Slide 18 - Quizvraag

Welke is goed?
A
paraplu inspectie
B
parapluinspectie
C
paraplu-inspectie

Slide 19 - Quizvraag

Bij welk woord hoort geen koppelteken?
A
hbo-docent
B
politiek-ideologisch
C
McDonald's-maaltijd
D
sociaal-geografisch

Slide 20 - Quizvraag

Wel of geen koppelteken
A
cv-ketel
B
cv ketel

Slide 21 - Quizvraag

Bij welk woord hoort geen koppelteken?
A
maximum-snelheid
B
ski-jas
C
chocolade-ijs
D
ex-directeur

Slide 22 - Quizvraag

Wel of geen koppelteken?


A
sms-code
B
smscode

Slide 23 - Quizvraag

Opdracht
Open een tekst die je hebt gemaakt op je laptop, bijvoorbeeld een verslag of een (schrijf)opdracht. Lees je tekst kritisch door en focus op samengestelde woorden.

Maak verbeteringen. Tevreden? Wissel je tekst dan met een mede-student en geef feedback.

Slide 24 - Tekstslide