H2 Grammatica woordsoorten

Welkom!

timer
10:00
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

timer
10:00
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Uitleg grammatica woordsoorten; 
- Nakijken tot en met week 46; 
- Werken aan de planning.

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ... kun je de acht werkwoordstijden herkennen;
  • ... de verschillende soorten hulpwerkwoorden herkennen. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat valt je op?
Mevrouw Schulten legt de opdracht uit.
Mevrouw Schulten legde de opdracht uit.
Mevrouw Schulten heeft de opdracht uitgelegd.
Mevrouw Schulten had de opdracht uitgelegd.
Mevrouw Schulten zal  de opdracht moeten uitleggen.
Mevrouw Schulten zou de opdracht moeten uitleggen.
Mevrouw Schulten zal de opdracht uitgelegd moeten hebben. 
Mevrouw Schulten zou de opdracht uitgelegd moeten hebben. 

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordstijden
Een werkwoord kan verschillende 'tijden' hebben. Je gebruikt het ww op verschillende manieren. De manieren hebben een naam: werkwoordstijden

Er zijn acht verschillende werkwoordstijden: 

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoordstijden
OTT: onvoltooid tegenwoordige tijd
         Ik speel gitaar. 
VTT: voltooid tegenwoordige tijd
        Ik heb gitaar gespeeld.
OVT: onvoltooid verleden tijd
        Ik speelde gitaar. 
VVT: voltooid verleden tijd
       Ik had gitaar gespeeld.
Voltooide tijd: hulpwerkwoord (hebben of zijn) + voltooid deelwoord

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoordstijden
OTTT: Onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd
         Ik zal gitaar spelen. 
OVTT: onvoltooid verleden toekomende tijd
        Ik zou gitaar moeten spelen.
VTTT: voltooid tegenwoordig toekomende tijd
        Ik zal gitaar gespeeld moeten hebben.  
VVTT: voltooid verleden toekomende tijd
       Ik zou gitaar gespeeld moeten hebben 

Slide 7 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 1
Staat er een werkwoord in de zin en staat dat in de tegenwoordige tijd?

Ja -> De zin staat in de: onvoltooid tegenwoordige tijd:  
ik dans 
Nee -> De zin staat in de: onvoltooid verleden tijd: 
ik danste

Slide 8 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 2:
Staan er twee werkwoorden in de zin en is de persoonsvorm een vorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn in de tegenwoordige tijd?

Ja -> De zin staat in de: voltooid tegenwoordige tijd: 
ik heb gedanst
Nee -> De zin staat in de: voltooid verleden tijd: 
 ik had gedanst

Slide 9 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 3: 
Is de persoonsvorm een vorm van het hulpwerkwoord zullen, staat die in de tegenwoordige tijd en staat er geen vorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn in de zin?

Ja -> De zin staat in de: onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd 
ik zal dansen

Slide 10 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 4: 
Is de persoonsvorm een vorm van het hulpwerkwoord zullen, staat die in de tegenwoordige tijd en staat het hulpwerkwoord hebben of zijn in de zin?
Ja
-> de zin staat in de: voltooid tegenwoordig toekomende tijd 
ik zal gedanst hebben

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 5:
Is de persoonsvorm een vorm van het hulpwerkwoord zullen, staat die in de verleden tijd en staat er geen vorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn in de zin ?

Ja
-> de zin staat in de: onvoltooid verleden toekomende tijd 
ik zou dansen

Slide 12 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 6:
Is de persoonsvorm een vorm van het hulpwerkwoord zullen, staat die in de verleden tijd en staat het hulpwerkwoord hebben of zijn in de zin?

Ja
-> de zin staat in de: voltooid verleden toekomende tijd 
ik zou gedanst hebben

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
Heb je het huiswerk al gemaakt?

  • Gezegde: heb gemaakt 
  • Heb + voltooid deelwoord (gemaakt): voltooid (V)
  • De persoonsvorm (heb) staat in de tegenwoordige tijd: tegenwoordig (T)
  • Sluit af met een T voor Tijd.
  •  VTT: voltooid tegenwoordige tijd

Slide 14 - Tekstslide

Ik schrijf een brief.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 15 - Quizvraag

Erik wordt vandaag met de auto naar school gebracht.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 16 - Quizvraag

Ik had een brief geschreven.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 17 - Quizvraag

Het zal zaterdag urenlang sneeuwen.
A
ottt
B
vttt
C
ovtt
D
vvtt

Slide 18 - Quizvraag

Toen het ijzelde hebben we op straat geschaatst.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 19 - Quizvraag

De tweeling zou een pup hebben gekregen voor hun verjaardag.
A
ottt
B
vttt
C
ovtt
D
vvtt

Slide 20 - Quizvraag

Zelf aan de slag!
- Week 46 afmaken & nakijken 
- Start week 47: Formuleren, Poëzie & Fictie 

timer
20:00

Slide 21 - Tekstslide

Evaluatie

Slide 22 - Tekstslide