Elektrochemie H15

Elektrochemie H15
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
Instrumentele analyseMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Elektrochemie H15

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Zoutbrug sluit de stroomkring

Slide 5 - Tekstslide

Zoutbrug voorkomt opbouw van lading
ZnZn2++2e
Cu2++2eCu
NO3
K+

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Elektrolyse van water
2H2O+2eH2+2OH
2H2OO2+4H++4e

Slide 11 - Tekstslide

Wat is kathode kant?
A
Waar zuurstof wordt gevormd.
B
Waar waterstof wordt gevormd.

Slide 12 - Quizvraag

Welke elektrode is positief?
A
De elektrode waaraan zuurstof wordt gevormd.
B
De elektrode waaraan waterstof wordt gevormd.

Slide 13 - Quizvraag

Bij roestvorming fungeert ijzer als?
A
Kathode
B
Anode
C
Kathode en Anode
D
Geen van beiden

Slide 14 - Quizvraag

Galvanische cel
Zinkelektrode in oplossing van zinksulfaat
Koperelektrode in oplossing van kopersulfaat

Slide 15 - Tekstslide

Celnotatie
Halfreacties:

Dit is een oxidatie reactie dus de anode

Dit is een reductie reactie dus de kathode


ZnZn2+2e
Cu2++2eCu

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Geef de celnotatie van deze cel
A
AgPb2+Ag+Pb
B
PbAg+Pb2+Ag
C
PbPb2+Ag+Ag
D
AgAg+Pb2+Pb

Slide 18 - Quizvraag

We maken een cel gebaseerd op de volgende reactie. Geef de celnotatie
Zn+I3Zn2++3I
A
PtI3,IZn2+Zn
B
ZnZn2+I3,IPt

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Wet van Nernst
V=V0+nFRTln[C]r[D]s[A]p[B]q
Wet van Nernst: wanneer we niet voldoen aan de standaardomstandigheden:
pA+qB+nerC+sD
Vo= standaard
elektrodepotentiaal
R = gasconstante 8,314 J/K/mol
T = temperatuur (K)
n = aantal elektronen
F = constante van Faraday, 96485 C/mol
V=V0+n0,0591log[C]r[D]s[A]p[B]q

Slide 24 - Tekstslide

V=V0+n0,0591log[C]r[D]s[A]p[B]q
Eenvoudig voorbeeld: Bereken de elektrode spanning voor een halfcel met een Pt elektrode in een oplossing van jood en kaliumjodide. [I3-] = 0,010 mol/l; [I-] = 0,050 mol/l
I3+2e3I(V0=+0,53V)
V=0,53+20,0591log[I]3[I3]
V=V0+20,0591log[0,050]30,010=0,59V

Slide 25 - Tekstslide

Lastig voorbeeld: Bereken de elektrode spanning voor een halfcel met een Pt elektrode oplossing van aangezuurde permanganaat /mangaan oplossing met de volgende concentraties:
pH = 2, [Mn2+] = 0,050 mol/l, [MnO4-] = 0,020 mol/l

MnO4+8H++5eMn2++4H2O(+1,51V)
V=1,51+50,0591log[Mn2+][MnO4][H+]8
V=1,51+50,0591log[0,050][0,020][102]8=1,32V

Slide 26 - Tekstslide

S4O62+2e2S2O32(+0,10V)
V=.....+.....0,0591log....................
0,10 V
2e
2
S2O32-
S4O62-
1

Slide 27 - Sleepvraag

2NO+2H++2eN2O+H2O(+1,59V)
V=.....+.....0,0591log.........................
1,59 V
2e
2
N2O
NO
2
H+

Slide 28 - Sleepvraag

Welke Nernst vergelijking hoort bij de volgende halfreactie:
A

Slide 29 - Quizvraag

Elektrolyse

Slide 30 - Tekstslide

Elektrolyse
  • Er is een verband tussen de stroomsterkte die je meet in de tijd en het aantal elektronen dat ze heeft verplaatst.
  • Op basis van de halfreactie weet je dan ook hoeveel stof (mol) er heeft gereageerd.

Slide 31 - Tekstslide




Q = lading (C)
I = stroomsterkte (A)
t = tijd (s)



n = aantal elektronen
Q = lading (C)
F = constante van Faraday (96485 C/mol(e))
Q=It
n(e)=FQ

Slide 32 - Tekstslide

Voorbeeld:


Er wordt gedurende 200 seconde koper gevormd. De stroomsterkte die wordt gemeten is gelijk aan 0,100 A. Hoeveel koper(mg) is neergeslagen?
  • Q = I x t
  • Q = 0,1 x 200 = 20 Coulomb
  • n = Q/F
  • n = 20/96485 = 0,21 mmol elektronen
  • n (elektronen) : Cu
  • 2 : 1
  • n (Cu) = 0,10 mmol
  • m = n x M
  • m =0,10 x 63,55 = 6,6 mg
Cu2++2eCu

Slide 33 - Tekstslide

Voorbeeld:


Hoe groot moet de stroomsterkte zijn om in 2 minuten 10 mg Lood neer te slaan:
  • n(Pb) = m/M
  • n(Pb) = 10/207,2 = 0,048 mmol
  • n(Pb) : n(e)
  •        1    :  2
  • n(e) = 0,097 mmol Let op mol invullen in de formule!!!
  • Q = n x F     (n = Q/F)
  • Q = 0,000097 x 96485 = 9,3 C
  • I = Q/t            (Q = I x t)
  • t = 2 min = 120 sec.
  • I = 9,3/120 = 0,08 A
Pb2++2ePb

Slide 34 - Tekstslide

a. Hoeveel lading wordt er verplaatst bij een stroomsterkte van 100 mA gedurende 2 minuten?

Slide 35 - Open vraag


b. Hoeveel mol elektronen zijn er dan verplaatst?

Slide 36 - Open vraag

Hoeveel mol elektronen hebben zich verplaatst wanneer gedurende 100 s een stroomsterkte wordt gemeten van 1 A.

Slide 37 - Open vraag

Hoeveel mg zilverionen kun je laten neerslaan met 2 mmol elektronen(transport)?

Slide 38 - Open vraag

Hoeveel mg magnesium kun je neer slaan gedurende 3 minuten met 300 mA?

Slide 39 - Open vraag