Taal thema 8

Thema 8 
Herhalingsles
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Thema 8 
Herhalingsles

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent uitermate?
A
een beetje
B
met je vriend erop uit gaan
C
heel erg, buitengewoon

Slide 2 - Quizvraag

Maak er een meervoud van:
Man -

Slide 3 - Open vraag

Maak er een meervoud van:
broer-

Slide 4 - Open vraag

Schrijf het goede bijvoeglijk naamwoord op:
Ik wil een .......... fiets (rood)

Slide 5 - Open vraag

Wat betekent een kat in de zak kopen?
A
Een kitten kopen en meenemen in een zak
B
iets kopen dat goed lijkt, maar later niet goed blijkt te zijn
C
iets heel leuks kopen

Slide 6 - Quizvraag

Is het bijvoeglijk naamwoord dubbelop gebruikt?
Ik liep door de natte plas.
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Is het bijvoeglijk naamwoord goed geschreven?
Mijn broer kocht een blauwen broek
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Welke woorden passen bij de zin?
Anita koopt heel veel kleren.

A
financiële problemen
B
smijten met geld

Slide 9 - Quizvraag

Het woord heelal heeft
A
alleen een enkelvoud
B
alleen een meervoud
C
een enkelvoud en meervoud

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent overvloed?
A
Je hebt meer dan je nodig hebt
B
door de vloed stroomt alles over
C
een verhaal over vloed

Slide 11 - Quizvraag

Schrijf het goede bijvoeglijk naamwoord op.
Mijn vader kocht een .......... tafel. (hout)

Slide 12 - Open vraag

Wat betekent de opslag?
A
je slaat ergens op
B
je krijgt meer zakgeld of salaris
C
als je opslag krijgt, heb je geen werk meer

Slide 13 - Quizvraag

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 14 - Open vraag

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 15 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm en het onderwerp uit de zin op
Heeft Wouter een brief geschreven?

Slide 16 - Open vraag

Maak er enkelvoud van:
spaarpotten -

Slide 17 - Open vraag

Maak er enkelvoud van:
laarzen -

Slide 18 - Open vraag