4h terugblik lezen

4h lessenserie lezen
Na Basis 1-5 en Lezen H1, H2 en H3...
                             verder met Lezen H4 en H5
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

4h lessenserie lezen
Na Basis 1-5 en Lezen H1, H2 en H3...
                             verder met Lezen H4 en H5

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les weet je:
- welke tekstdoelen er zijn en wat ze betekenen
- waar je een tekstdoel in de les kunt vinden

Slide 4 - Tekstslide

Tekstdoelen
Een schrijver heeft altijd een bepaald doel met zijn teksten, hij wil iets bij de lezer bereiken. 

Slide 5 - Tekstslide

Welke tekstdoelen ken je nog?

Slide 6 - Open vraag

opiniëren
informeren

Slide 7 - Tekstslide

tekstdoelen en -soorten
(Lezen H1 blz. 60)
  • informeren 
  • opiniëren
  • overtuigen
  • activeren
  • amuseren
    >> Bij welk tekstdoel horen de tekstsoorten betoog, beschouwing en uiteenzetting? 

Slide 8 - Tekstslide

tekstdoelen en -soorten
(Lezen H1 blz. 60)
  • informeren  > uiteenzetting
  • opiniëren     > beschouwing
  • overtuigen  > betoog
  • activeren
  • amuseren

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

Wat is het doel van de spreker in dit filmpje?
A
Amuseren (vermaken, ter ontspanning)
B
Overtuigen
C
Beschouwen (aan het denken zetten)
D
Informeren (feiten)

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het doel van de schrijver met dit stuk?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Wat is het doel van dit filmpje?
A
Betogen( overtuigen)
B
Activeren (overhalen iets te doen)
C
Beschouwen (aan het denken zetten)
D
Uiteenzetten (uitleg geven )

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het doel van deze tekst?
A
Activeren (overhalen iets te doen)
B
Betogen (overtuigen)
C
Informeren
D
Amuseren

Slide 17 - Quizvraag

Abortus, rechtvaardig of niet?
Het aantal abortussen in Nederland is sinds 1993 met bijna 50% gestegen. Jaarlijks worden in ons land zo’n 18.000 zwangerschappen afgebroken door middel van een kunstmatig opgewekte abortus, wetenschappelijk ook wel abortus provocatus genoemd. De meningen over abortus verschillen sterk. Deze uiteenlopende meningen zijn vaak het gevolg van  verschillende ethische visies.                   

Slide 18 - Tekstslide

Welk tekstdoel heeft deze tekst?
A
Betogen (overtuigen)
B
Activeren (overhalen iets te doen)
C
opiniëren (aan het denken zetten, van verschillende kanten laten zien)
D
Informeren

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel van deze tekst?
A
Informeren (feiten)
B
Activeren (overhalen iets te doen)
C
Betogen (overtuigen)
D
opiniëren (aan het denken zetten)

Slide 21 - Quizvraag

Een tekstdoel kun je vaak al afleiden uit de titel van een tekst.

Slide 22 - Tekstslide

Wie goed doet, komt nooit in het journaal... (en dat is een probleem)
A
informeren (feiten)
B
Amuseren
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)

Slide 23 - Quizvraag

Moderne ruilhandel
A
informeren (feiten)
B
Amuseren
C
betogen (overtuigen)
D
opiniëren (aan het denken zetten)

Slide 24 - Quizvraag

Laat de brutalen niet voordringen
A
informeren (feiten)
B
Activeren
C
betogen (overtuigen)
D
opiniëren (aan het denken zetten)

Slide 25 - Quizvraag

Vermijdbare risico's?
A
informeren (feiten)
B
Activeren
C
betogen (overtuigen)
D
opiniëren (aan het denken zetten)

Slide 26 - Quizvraag

Slimme computers: kunnen ze straks ook kunst maken?
A
Amuseren
B
Informeren
C
betogen (overtuigen)
D
opiniëren (aan het denken zetten)

Slide 27 - Quizvraag

Er zijn twee redenen waarom het sociale leenstelsel beter is dan het huidige systeem van studiefinanciering.
A
informeren (feiten)
B
Activeren
C
betogen (overtuigen)
D
opiniëren (aan het denken zetten)

Slide 28 - Quizvraag

Leerling vindt school saai, maar presteert goed.
A
informeren (feiten)
B
Activeren
C
betogen (overtuigen)
D
opiniëren (aan het denken zetten)

Slide 29 - Quizvraag

Tekstdoelen en -soorten worden ook vaak gecombineerd.

Naar deze mengvormen gaan we later in H5  kijken.

Slide 30 - Tekstslide

Lees de tekst over 1 april

Slide 31 - Tekstslide

Lees de tekst over 1 april en beantwoord de onderstaande vragen (gebruik je lesboek)
1) Wat is het onderwerp van deze tekst?
2) Wat is het tekstdoel? (blz. 60)
3) Als je moet kiezen tussen een uiteenzetting, betoog of beschouwing, welke tekstsoort past dan het beste bij deze tekst? (blz. 69)
4) Indeling. Zet een streep tussen inleiding, middenstuk en slot.
5) Welk tekstverband vind je in de zin: ‘Maar omdat 1 april ook in andere landen wordt gevierd, lijkt dat geen logische verklaring.’ (blz. 28)






Slide 32 - Tekstslide

Lees de tekst over 1 april
1) Wat is het onderwerp van deze tekst?
2) Wat is het tekstdoel? (blz. 60)
3) Als je moet kiezen tussen een uiteenzetting, betoog of beschouwing, welke tekstsoort past dan het beste bij deze tekst? (blz. 69)
4) Indeling. Zet een streep tussen inleiding, middenstuk en slot.
5) Welk tekstverband vind je in de zin: ‘Maar omdat 1 april ook in andere landen wordt gevierd, lijkt dat geen logische verklaring.’ (blz. 28)






1 april(grappen)

Slide 33 - Tekstslide

Lees de tekst over 1 april
1) Wat is het onderwerp van deze tekst?
2) Wat is het tekstdoel? (blz. 60)
3) Als je moet kiezen tussen een uiteenzetting, betoog of beschouwing, welke tekstsoort past dan het beste bij deze tekst? (blz. 69)
4) Indeling. Zet een streep tussen inleiding, middenstuk en slot.
5) Welk tekstverband vind je in de zin: ‘Maar omdat 1 april ook in andere landen wordt gevierd, lijkt dat geen logische verklaring.’ (blz. 28)






1 april(grappen)
amuseren

Slide 34 - Tekstslide

Lees de tekst over 1 april
1) Wat is het onderwerp van deze tekst?
2) Wat is het tekstdoel? (blz. 60)
3) Als je moet kiezen tussen een uiteenzetting, betoog of beschouwing, welke tekstsoort past dan het beste bij deze tekst? (blz. 69)
4) Indeling. Zet een streep tussen inleiding, middenstuk en slot.
5) Welk tekstverband vind je in de zin: ‘Maar omdat 1 april ook in andere landen wordt gevierd, lijkt dat geen logische verklaring.’ (blz. 28)






1 april(grappen)
amuseren

Slide 35 - Tekstslide

Lees de tekst over 1 april
1) Wat is het onderwerp van deze tekst?
2) Wat is het tekstdoel? (blz. 60)
3) Als je moet kiezen tussen een uiteenzetting, betoog of beschouwing, welke tekstsoort past dan het beste bij deze tekst? (blz. 69)
4) Indeling. Zet een streep tussen inleiding, middenstuk en slot.

Inleiding eindigt na 'op een rijtje' en het slot ontbreekt.
5) Welk tekstverband vind je in de zin: ‘Maar omdat 1 april ook in andere landen wordt gevierd, lijkt dat geen logische verklaring.’ (blz. 28)






1 april(grappen)
amuseren

Slide 36 - Tekstslide

Lees de tekst over 1 april
1) Wat is het onderwerp van deze tekst?
2) Wat is het tekstdoel? (blz. 60)
3) Als je moet kiezen tussen een uiteenzetting, betoog of beschouwing, welke tekstsoort past dan het beste bij deze tekst? (blz. 69)
4) Indeling. Zet een streep tussen inleiding, middenstuk en slot.

Inleiding eindigt na 'op een rijtje' en het slot ontbreekt.
5) Welk tekstverband vind je in de zin: ‘Maar omdat 1 april ook in andere landen wordt gevierd, lijkt dat geen logische verklaring.’ (blz. 28)






1 april(grappen)
amuseren
redengevend

Slide 37 - Tekstslide