Genetische informatie van 2 individuen komen samen. Hierdoor is er meer genetische variatie.
Slide 2 - Tekstslide
Haploïd en diploïd
Geslachtscelen of gameten zijn haploïd (n)
Lichaamscellen zijn diploïd (2n)
Polyploïd kan ook bij sommige organismen
(bv 4n)
Zaadcel
zygote
Eicel
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Meiose
= reductiedeling
Bestaat uit 2 fasen;
meiose I : chromosomen diploïde cel wordt gekopieerd en daarna ontstaan 2 haploïde cellen met in iedere cel 1 chromosoom (2 chromatiden)
en meiose II: de 2 haploïde cellen worden nu 4 haploïde gameten met in elke cel nu 1 chromosoom
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Gameten vrouw
Alle eicellen zitten in het begin van meiose I (Binas 86D). In de puberteit wordt de meiose I verder afgerond, omdat er follikels zich gaan rijpen. Bij het verder afronden van de meiose ontstaan er poollichaampjes. Die sterven af en de secundaire oöcyt houdt zo meer voedingsstoffen over.