H13 ademhaling en uitscheiding les 4
1 / 27
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De huid beschermt tegen sterk afkoelen door...
A
zweet te produceren
B
bloedvaatjes in de huid te verwijden
C
bloedvaatjes in de huid te vernauwen
D
pigment te maken
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Welke functies hebben je nieren níét?
A
Filteren van het bloed
B
Produceren van hormonen
C
Vormen van Urine
D
Vorming van zouten
Slide 5 - Quizvraag
Wat halen je nieren in een normale situatie nooit uit je bloed, maar stoppen ze 100% terug in het bloed?
A
Ureum
B
Hormonen
C
Water
D
Glucose
Slide 6 - Quizvraag
Waar zit het gezuiverde bloed na de nieren in?
A
nierslagader
B
nierader
Slide 7 - Quizvraag
Van welke bloeddeeltjes worden er meer gemaakt als de nieren EPO afgeven?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
Slide 8 - Quizvraag
nefronen zijn:
A
plaatsen in de nieren waar het bloed gefilterd wordt
B
plaatsen in het bloed waar afvalstoffen worden afgegeven aan de blaas
C
kleine buisjes naar de blaas
Slide 9 - Quizvraag
In de nieren worden verschillende stoffen uit het bloed verwijderd en met de urine uitgescheiden. Hiernaast wordt onder andere een nier weergegeven.
Welke letter geeft een plaats aan waar urine stroomt?
Welke letter geeft een plaats aan waar urine stroomt?
A
letter P
B
letter Q
C
letter R
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Kapsel van Bowman
Eerste gekronkelde nierbuisje
Lus van Henle
Verzamel- buis
Ultrafiltratie
Water resorptie
Water resorptie
Resorptie van glucose
Slide 15 - Sleepvraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Als je een hoge bloeddruk hebt, krijg je dan meer of minder voorurine?
A
Meer
B
Minder
Slide 18 - Quizvraag
Wat is waar over de samenstelling van voorurine?
A
deze is exact hetzelfde als bloedplasma
B
deze lijkt op bloedplasma, maar zonder de bloedcellen
C
deze lijkt op bloedplasma, maar zonder bloedcellen en eiwitten
D
deze is ongeveer hetzelfde als weefselvloeistof
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
De resorptie van glucose door het nierbuisje gebeurt via actief transport. Wat is waar?
A
Het kost vrijwel geen energie
B
Het gaat vanzelf, met de concentratie mee
C
Het kost energie in de vorm van ATP
D
Het kost energie in de vorm van warmte
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Wat meten de osmoreceptoren in de hypothalamus?
A
De zoutconcentratie
B
De glucoseconcentratie
C
De concentratie van alle opgeloste stoffen samen
D
De eiwitconcentratie
Slide 25 - Quizvraag
Als je slaapt, moet je ook niet om de haverklap naar de WC. Zou je dan veel of weinig ADH in je bloed hebben?
A
Veel
B
Weinig
Slide 26 - Quizvraag
Als je heel zoute drop gegeten hebt, krijg je dan veel of weinig ADH in je bloed? Waarom?
A
Veel ADH want dat stimuleert de uitscheiding van water
B
Veel ADH want dat remt de uitscheiding van water
C
Weinig ADH want dat stimuleert de uitscheiding van water
D
Weinig ADH want dat remt de uitscheiding van water
