nieren check

nieren check
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

nieren check

Slide 1 - Tekstslide

Welke functies hebben je nieren níét?
A
Filteren van het bloed
B
Produceren van hormonen
C
Vormen van Urine
D
Vorming van zouten

Slide 2 - Quizvraag

Wat halen je nieren in een normale situatie nooit uit je bloed, maar stoppen ze 100% terug in het bloed?
A
Ureum
B
Hormonen
C
Water
D
Glucose

Slide 3 - Quizvraag

Waar zit het gezuiverde bloed na de nieren in?
A
nierslagader
B
nierader

Slide 4 - Quizvraag

Van welke bloeddeeltjes worden er meer gemaakt als de nieren EPO afgeven?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen

Slide 5 - Quizvraag

nefronen zijn:
A
plaatsen in de nieren waar het bloed gefilterd wordt
B
plaatsen in het bloed waar afvalstoffen worden afgegeven aan de blaas
C
kleine buisjes naar de blaas

Slide 6 - Quizvraag

In de nieren worden verschillende stoffen uit het bloed verwijderd en met de urine uitgescheiden. Hiernaast wordt onder andere een nier weergegeven.
Welke letter geeft een plaats aan waar urine stroomt?
P is een slagader
Q is een ader
R is de urineleider, die brengt urine van de nier naar de blaas
A
letter P
B
letter Q
C
letter R

Slide 7 - Quizvraag

Kapsel van Bowman
Eerste gekronkelde nierbuisje
Lus van Henle
Verzamel- buis
Ultrafiltratie
Water resorptie
Water resorptie
Resorptie van glucose

Slide 8 - Sleepvraag

Als je een hoge bloeddruk hebt, krijg je dan meer of minder voorurine?
A
Meer
B
Minder

Slide 9 - Quizvraag

Wat is waar over de samenstelling van voorurine?
A
deze is exact hetzelfde als bloedplasma
B
deze lijkt op bloedplasma, maar zonder de bloedcellen
C
deze lijkt op bloedplasma, maar zonder bloedcellen en eiwitten
D
deze is ongeveer hetzelfde als weefselvloeistof

Slide 10 - Quizvraag

De resorptie van glucose door het nierbuisje gebeurt via actief transport. Wat is waar?
A
Het kost vrijwel geen energie
B
Het gaat vanzelf, met de concentratie mee
C
Het kost energie in de vorm van ATP
D
Het kost energie in de vorm van warmte

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent ultrafiltratie?

Slide 12 - Open vraag

Wat betekent terugresorptie?

Slide 13 - Open vraag

Wat betekent nierdrempel?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

de concentratie van glucose in de urine is 0, terwijl die in de voorurine 0,1 g/L is, hoe kan dat?

Slide 16 - Open vraag

Wat meten de osmoreceptoren in de hypothalamus?
A
De zoutconcentratie
B
De glucoseconcentratie
C
De concentratie van alle opgeloste stoffen samen
D
De eiwitconcentratie

Slide 17 - Quizvraag

Als je slaapt, moet je ook niet om de haverklap naar de WC. Zou je dan veel of weinig ADH in je bloed hebben?
A
Veel
B
Weinig

Slide 18 - Quizvraag

Als je heel zoute drop gegeten hebt, krijg je dan veel of weinig ADH in je bloed? Waarom?
A
Veel ADH want dat stimuleert de uitscheiding van water
B
Veel ADH want dat remt de uitscheiding van water
C
Weinig ADH want dat stimuleert de uitscheiding van water
D
Weinig ADH want dat remt de uitscheiding van water

Slide 19 - Quizvraag