DNA

van mitose of meiose I
Leerdoel:
  • Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.
1
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

van mitose of meiose I
Leerdoel:
  • Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.
1

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel:
  • Je kent de verschillende stikstofbases uit DNA en RNA.
  • Je weet welke bases met elkaar koppels kunnen vormen.
1

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel:
  • Je kent de drie verschillen tussen DNA en RNA.
  • Je kent de 3' en de 5' uiteinden.
  • Je weet aan welke kant DNA kan aangroeien.
1

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel:
  • Je weet welke enzymen betrokken zijn bij DNA-replicatie.
  • Je weet wanneer en waarom het plaatsvindt.
2
  • Je snapt waarom de volgende streng uit fragmenten bestaat die "gelijmd" moeten worden.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel:
  • Je kent het doel van PCR.
  • Je snapt dat er primers nodig zijn met bekende sequenties.
  • Je snapt de rol van taq-polymerase.
2

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoel:
  • Je snapt dat door het gebruik van primers de replicatie van een chromosoom onvolledig is en daardoor het chromosoom na elke replicatie korter is.
  • Je snapt daarom het bestaan van telomeren.
2

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoel:
  • Je kan uitleggen hoe de DNA sequentie ontrafeld kan worden.
  • Je kan uitleggen hoe een gelelektroforese werkt
2

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoel:
  • Je snapt dat er voor een DNA fingerprint gebruikt gemaakt wordt van hypervariabele delen van niet-coderend DNA.
  • Na analyse van 3 of meer van deze loci heb je al een unieke fingerprint.
    2

    Slide 8 - Tekstslide

    3
    Leerdoel:
    • Je kan transcriptie en translatie en de daarbij betrokken moleculen uitleggen en beschrijven.

      Slide 9 - Tekstslide

      3
      Leerdoel:
      • Je kan uitleggen wat RNA processing is.
      • Je weet het verschil tussen pre-mRNA en mRNA.
      • Je weet het verschil tussen exons en introns.

        Slide 10 - Tekstslide

        4
        Leerdoel:
        • Je kunt m.b.v. je Binas (71G) de mRNA code omzetten in een aminozuurvolgorde.
        • Je snapt het gebruik maken van de afkortingen van de aminozuren, bijv. Alanine = Ala = A

        Slide 11 - Tekstslide

        4
        Leerdoel:
        • Je kunt de translatie
          uitleggen
        • Je kunt de rol van
          t-RNA moleculen
          uitleggen.
        • Je snapt dat het
          codon (mRNA) en het anticodon (t-RNA) tegengestelde 5' -> 3' richting hebben.

        Slide 12 - Tekstslide

        4
        Let op!
        Afbeelding 42 hoef je niet te leren!

        Leerdoel:
        • Je kunt aangeven hoe een ribosoom zijn eiwit afgeeft aan het ER.
        • Je kunt het nut van een
          polyribosoom beschrijven.

        Slide 13 - Tekstslide

        5
        Leerdoel:
        • Je kunt aangeven waarom genregulatie handig is om te hebben (voor alle organismen).
        • Je snapt dat bij prokaryoten negatieve terugkoppeling ervoor zorgt dat een gen of uit gezet kan worden (af. 49 en 50)
        • Je kunt de rol van het enzym Telomerase beschrijven (zie Telomeren in bs. 2, afb. 17)
        • Je kunt omschrijven wat en welke stamcellen (er) zijn.

        Slide 14 - Tekstslide

        5
        Leerdoel:
        • Je kunt uitleggen hoe genregulatie werkt in eukaryoten.
        • Je snapt de rol van transcriptiefactoren in het mogelijk maken van transcriptie.

        Slide 15 - Tekstslide

        5
        Leerdoel:
        • Je bij RNA-interferentie uitleggen (RNAi) hoe de translatie van een stuk mRNA kan worden geblokkeerd.

        Slide 16 - Tekstslide

        6
        Leerdoel:
        • Je kunt uitleggen wat puntmutaties zijn en welke gevolgen een insertie, deletie of substitie kan hebben.
        • Je kunt uitleggen wat een genoommutatie is en hoe deze kunnen ontstaan.
        • Je kunt non-disjunctie en polyploïdie uitleggen.
        • Je weet dat er normaliter altijd DNA-reparatiesystemen bestaan die mutaties proberen te herstellen.
        • Je kunt het ontstaan van kanker uitleggen.

        Slide 17 - Tekstslide

        6
        Leerdoel:
        • Je kunt uitleggen wat recombinatie is.
        • Je kunt uitleggen hoe de genetische variatie van een soort tijdens recombinatie wordt vergroot.
        • Je kunt uitleggen dat crossing over deze genetische variatie nog eens groter maakt.

        Slide 18 - Tekstslide

        7
        Leerdoel:
        • Je kunt uitleggen wat klassieke biotechnologie is (waar de mens organismen gebruikt om producten te maken).
        • Je kunt het verschil tussen genetische modificatie en veredelen uitleggen.
        • Je kunt klonen uitleggen. Zie ook V4 Th2 basisstof 1.
        • Je kent het verschil tussen cisgeen en transgeen.

        Slide 19 - Tekstslide

        7
        Leerdoel:
          • Je kunt genetische modificatie beschrijven.

          Let op:
          in binas staat alleen een voorbeeld van genetische modificatie bij bacteriën.
          Maar dit kan natuurlijk ook bij andere organismen.

          Slide 20 - Tekstslide

          7
          Algemene regel genetische modificatie:
          • knippen - plakken - selecteren

          1.  knip gen uit 1e organisme
          2. plak gen in 2e organisme (van dezelfde soort = cisgenese, in een andere soort = transgenese)
          3. bekijk of plakken gelukt is, selecteer die organismen en fok / kweek hier mee verder.

          Slide 21 - Tekstslide

          7
          Algemene regel veredelen:
          • selecteren - kruisen - bepalen of gewenste eigenschappen doorgekomen zijn,
          • etc.

          1. selecteer een organismen met gewenste eigenschap
          2. laat deze voortplanten
          3. kijk of gewenste eigenschappen samen komen in nakomeling. Gebruik deze om verder mee te kruisen.

          Slide 22 - Tekstslide