3V - Les 25 - STG




3V - martes 29 de noviembre - STG
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les




3V - martes 29 de noviembre - STG

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué hacemos hoy?
  • Quizlet 6.2
  • Aanwijzend voornaamwoord
  • Repasar Pretérito perfecto
  • Preposiciones/ Voorzetsels
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de kaart

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

het regenpak

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

de jongeren

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

zwemmen

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

de slippers

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

het is koud

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HIER BIJ MIJ dichtbij
DEZE/ DIT
DAAR BIJ JOU verder weg
DIE /DAT
DAARGINDS    veel verder weg
DIE DAT          veel verder weg
este (M)
esta(V)
ese
esa
aquel
aquella
estos (MVM)
estas(MVV)
esos
esas
aquellos
aquellas
este libro = 
dit boek
esta mesa = deze tafel
ese libro = 
dat boek
esa mesa = 
die tafel
aquel libro= 
dat boek daarginds
aquella mesa = die tafel daarginds
estos libros = deze boeken
estas mesas = deze tafels
esos libros = 
die boeken
esas mesa = 
die tafels
aquellos libros= die boeken daarginds
aquellas mesas = die tafels daarginds
ZELFSTANDIG
GEBRUIK
esto
esta
eso
esa
aquel
aquella
estos
estas
esos
esas
aquellos
aquellas
Aanwijzend voornaamwoord; Los demostrativos

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig gebruik van het 
aanwijzend voornaamwoord
Dichtbij (jezelf): esto, ésta
vb:¿te gusta el chorizo? No, no me gusta esto
Iets verder weg (daar bij jou): eso , ése, ésa,esos , esas
vb: Te gusta jugar al fútbol? Sí, me gusta eso
Nog verder, (veel verder): aquello, aquella, aquellos, aquellas, 
vb: ¿quién es el hombre allí?  Aquel es mi papá.



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling: aanwijzende voornaamwoorden
Aquí = hier, bij mij (deze, dit) / Ahí = daar, bij jou (die, dat) / Allí = daarginds, in de verte (die, dat)
  1. Aquí hay un libro. ¿Cómo se llama ___ libro?
  2. Allí hay un árbol. ¿Qué tan grande es ___ árbol?
  3. Ahí hay un papel. ¿Quieres usar ___ papel? 
  4. Allí hay una casa. ¿Te gusta ___ casa?
  5. Ahí hay unos pantalones. ¿Cuánto cuestan ___ pantalones? 
  6. Aquí hay una pluma. ¿Es ___ pluma tuya? 
  7. ___ está muy rico. 
  8. Ahí caminan unas niñas. ¿Cómo se llaman ___ niñas?
  9. ___ (Esta/ésta) silla es muy cómoda, pero ___ (esta/ésta) es más moderna. 
  10. Quiero otro calcetín, ___ (este/ésto/éste) está roto. 

timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig gebruik van het aanwijzend voornaamwoord: 
  • slaat het niet op een zelfstandig naamwoord? esto/eso/aquello
  • slaat het wél op een zelfstandig naamwoord? dan komt er een accent
Herhaling: aanwijzende voornaamwoorden

  1. Aquí hay un libro. ¿Cómo se llama ESTE libro?
  2. Allí hay un árbol. ¿Qué tan grande es AQUEL árbol?
  3. Ahí hay un papel. ¿Quieres usar ESE papel? 
  4. Allí hay una casa. ¿Te gusta AQUELLA casa?
  5. Ahí hay unos pantalones. ¿Cuánto cuestan ESOS pantalones? 
  6. Aquí hay una pluma. ¿Es ESTA pluma tuya? 
  7. ESTO está muy rico. 
  8. Ahí caminan unas niñas. ¿Cómo se llaman ESAS niñas?
  9. ESTA silla es muy cómoda, pero ÉSTA es más moderna. 
  10. Quiero otro calcetín, ÉSTE está roto. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voca. 6.3
1 si te atreves 2 el alojamiento 3 la ola 4 el corazón
5 empezar 6 bailar 7 esta noche 8 el /la mejor 9 inolvidable

timer
4:00

zet geen punten slashes of komma's in je antwoord, alleen spaties

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1 Yo (pensar -ie) mucho en ti.
2 Ella (comenzar- ie) su clase a las ocho y veinte.
3 ¿Vosotros (entender-ie) esta tarea?
4 Tú siempre (perder-ie) ese libro. de matemáticas
5 Nosotros (venir-ie) de Uithoorn y ellas ( volver)-ue de Ámsterdam.
6 Yo no (conocer) a ese tío; yo (preferir-ie) trabajar solo.
7 Ya yo (saber); yo (volver)-ue más tarde porque ella (dormir-ue) ahora.
VERVOEG HET ONREGELMATIGE WERKWOORD TUSSEN DE HAAKJES

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weten we over de
(pretérito) perfecto?

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Pretérito perfecto
  • = voltooid tegenwoordige tijd
  • Hulpwerkwoord = HABER

  • Voltooid deelwoord = stam + ado (AR werkwoord)
  •                                               stam + ido (IR/ ER werkwoord)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onregelmatig voltooid deelwoord
Ver =>              visto (gezien)
hacer =>         hecho (gedaan, gemaakt)
poner =>        puesto (gelegd, gezet)
romper =>     roto (gebroken, stuk gemaakt)
escribir =>     escrito (geschreven)
decir =>          dicho (gezegd)
volver =>        vuelto (teruggekeerd)
abrir =>           abierto (geopend)
morir =>         muerto (gestorven, dood gegaan)
ser =>              sido (geweest)
ir =>                  ido (gegaan)









Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
1. Hoy mis amigos _______ el tren a Sevilla (coger)
2. Mi madre ____________ en este instituto (trabajar)
3. Hoy Marta y yo _____________ mucho (estudiar)
4. Yo siempre _________ en Barcelona (vivir)
5. ¿Vosotros ya ___________ a la biblioteca (ir)
6. Lucía _________ mucho en la piscina (nadar)
7. ¿Tú ________ paella alguna vez? (comer)
8. Esta noche yo _________ muy mal (dormir)
9. Mis padres ________ el coche (vender)
10. Jaime y tú _____________ deporte (practicar)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Respuestas
1. han cogido                                    6. ha nadado    
2. ha trabajado                                7. has comido
3. hemos estudiado                      8. he dormido
4. he vivido                                        9. han vendido
5. habéis ido                                     10. han practicado


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies