Present simple & Present continuous tense

Present simple vs Present continuous
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Present simple vs Present continuous

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Present simple:

Wat is de regel van de present simple?
A
ww + - ed
B
shit = bij she/he/it : ww +-(e)s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide


Present Continuous
Wanneer gebruik je de Present Continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn signaalwoorden voor de present continuous?
A
(right) now, at the moment
B
already, yet, since, for, just
C
last week, in 1962, three years ago
D
always, ever, never, often, usually, every day

Slide 11 - Quizvraag

Present continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
hele ww+ -ed
B
shit = hele ww+ -s
C
vorm van to be (am/are/is) + hele ww+ -ing

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Present Simple
Present Continuous

Slide 14 - Tekstslide

Present Simple <> Present Continuous
She usually __________ (walk) to school.
A
walks
B
is walking

Slide 15 - Quizvraag

Usually = normaal gesproken. Het geeft dus een gewoonte aan = present simple!

Slide 16 - Tekstslide

Present Simple <> Present Continuous
__________ (he / watch) the news regularly?

A
Does he watch
B
Is he watching

Slide 17 - Quizvraag

Regularly geeft aan dat iets regelmatig gebeurt = present simple

Slide 18 - Tekstslide

Present Simple <> Present Continuous
The school bag ________ (be) very heavy.
A
is
B
is being

Slide 19 - Quizvraag

Dit is een feitje, present simple = IS

Slide 20 - Tekstslide

Present Simple <> Present Continuous
Look! He _______ (leave) the house.
A
leaves
B
is leaving

Slide 21 - Quizvraag

Look! Is een signaalwoord voor de present continuous!

Slide 22 - Tekstslide

Present Simple <> Present Continuous
Julie ________ (sleep) right now.
A
sleeps
B
is sleeping

Slide 23 - Quizvraag

Right now = signaalwoord voor de present continuous

Slide 24 - Tekstslide

I usually ... (work) as a cashier but this week I ...( bake) bread.
A
worked - have baked
B
work - am baking
C
have worked - bake
D
had worked - baked

Slide 25 - Quizvraag

Usually = normaal gesproken, dus simple present
BUT this week (uitzondering): iets wat alleen deze week gebeurt = present continuous

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link