Herhaling H6

Herhaling H6
Wat geeft de overheid uit?
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H6
Wat geeft de overheid uit?

Slide 1 - Tekstslide

De Rijksoverheid
= Het Rijk
= De Centrale Overheid

Slide 2 - Tekstslide

De overheden
Het Rijk 
Centrale overheid

De provincie
-indeling grondgebied
-infrastructuur (fietspaden)
Waterschap
Beheren het water in hun gebied
Gemeente
Op kleine schaal zorgen voor en uitvoeren van oa onderwijs, veiligheid etc
Lagere overheden

Slide 3 - Tekstslide

Collectieve Goederen
Collectieve goederen worden door de overheid gemaakt en zijn voor iedereen beschikbaar.
  • Lantaarnpalen
  • Infrastructuur.
  • Onderwijs


Waarom regelt de overheid dit?
1. Voor sommige voorzieningen kun je niet iedereen apart laten betalen.
2. De overheid wil de kwaliteit in handen houden.
3. Het moet betaalbaar blijven voor iedereen.

Slide 4 - Tekstslide

Accijns en subsidie
Wil de overheid iets afremmen?


Wil de overheid iets stimuleren?
Accijns
Subsidie
Je betaald €
Je krijgt €

Slide 5 - Tekstslide

Collectieve en particuliere sector

Slide 6 - Tekstslide

SOCIALE VERZEKERINGEN EN SOCIALE VOORZIENINGEN
Sociale verzekeringen worden betaald uit premies en sociale voorzieningen worden betaald uit belastingen.

Sociale verzekeringen = AOW, ANW, AKW
Sociale voorzieningen = Wajong, participatiewet, bijstand

Slide 7 - Tekstslide

Volksverzekeringen

AOW (algemene ouderdomswet)
ANW (algemene naabestaanden wet)

Werknemersverzekeringen

WW (werkloosheidswet)
WIA (wet inkomen naar arbeid)

Slide 8 - Tekstslide

Verzorgingsstaat
Een land als Nederland dat veel geld uitgeeft aan uitkeringen, gezondheidszorg, woningbouw en onderwijs heet een verzorgingsstaat.

Slide 9 - Tekstslide

Sociaal minimum
In Nederland krijgt iedereen het sociaal minimum. 
Dit is het geldbedrag wat je minimaal moet hebben om te leven.

Als je onder het sociaal minimum zit, dan wordt het aangevuld met een bijstandsuitkering.

Slide 10 - Tekstslide

Hoogte WW uitkering
Kai wordt vanwege een bezuiniging ontslagen en vraagt een WW-uitkering aan. Vóór zijn ontslag verdiende hij € 2.680 bruto per maand. 
  • Bereken zijn WW-uitkering per maand direct na zijn ontslag.
  • 2680 : 100 x 75 =  € 2.010
  • Bereken de WW-uitkering per maand vanaf de derde maand na zijn ontslag.
  • 2680 : 100 x 70 = €1.876

Slide 11 - Tekstslide

Betalingsbalans
Betalingsbalans:
Een overzicht van alle betalingen aan het buitenland en alle ontvangsten uit het buitenland
Uitvoerwaarde
Uitvoerwaarde:
Wat we in totaal met export verdienen
Invoerwaarde
Invoerwaarde:
Wat we in totaal betalen voor de import van goederen en diensten
Overschot
Overschot op de betalingsbalans:
export > import
(er komt meer geld binnen door export dan dat er via de import uit gaat)
O
Tekort
Tekort op de betalingsbalans:
import > export
(er gaat meer geld uit door import, dan er binnenkomt door export)
T

Slide 12 - Tekstslide

Directe / Indirecte Belasting

Slide 13 - Tekstslide

Berekening
Gemeentes geven gemiddeld € 7,40 per inwoner per jaar uit aan subsidies voor sport. Enschede heeft 159.000 inwoners. Bereken hoeveel de gemeente Enschede in een jaar uitgeeft aan sportsubsidies.

  • € 7,40 × 159 000 = € 1.176.600

Slide 14 - Tekstslide

Berekening
Bereken hoeveel procent van de rijksinkomsten bestaan uit premies werknemersverzekeringen.

  • (€ 58,7 ÷ € 263,1) x 100 = 22,3% 

Slide 15 - Tekstslide