les 6.2

Paragraaf 6.2
     Sociale zekerheid
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 6.2
     Sociale zekerheid

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale zekerheid?
Nederland -> is een verzorgingsstaat
  • Er zijn allerlei voorzieningen  die ervoor zorgen dat er voor alle inwoners een inkomen, gezondheidszorg, huisvesting en onderwijs is.
  • Sociale zekerheid

  • Toeslagen (zorg-, huur-)
  • Basis- en voortgezet onderwijs is (bijna) gratis

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Solidariteitsbeginsel:

  • iedereen met een inkomen moet daarvan een deel afstaan voor mensen zonder inkomen of met een laag inkomen
  • Stelsel van sociale zekerheid
  • inkomenssteun (bijvoorbeeld huur- en zorgtoeslag)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale verzekeringen voor alle mensen die in loondienst werken of gewerkt hebben
Betaald uit premies (percentage van het inkomen)
Sociale verzekeringen waar alle inwoners van ons land recht op hebben
Uitkeringen die de overheid betaald met geld uit belastinginkomsten
Uitgangspunt: solidariteitsbeginsel
ANW
Kinderbijslag

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Brutoloon <-> Nettoloon
  • Brutoloon: Het loon waarop nog niets is ingehouden.
 
  • Nettoloon: Het loon dat je ontvangt op je bankrekening        dit is na inhouding van loonbelasting en social premies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Doornemen 6.2

maken de opdrachten

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip hoort NIET bij sociale zekerheid?
A
Huurtoeslag
B
Sociale media
C
Sociale premies
D
WW-uitkering

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het geld voor de sociale zekerheid krijgt de overheid via:
A
inkomstenbelasting
B
sociale premies
C
btw
D
accijns

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maatschappelijke kosten ontstaan alleen door consumenten
A
dit is juist
B
dit is onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort NIET bij het begrip 'verzorgingsstaat'?
A
Sociale zekerheid
B
Economische groei
C
Onderwijs
D
Gezondheidszorg

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

maatschappelijke kosten wordt betaald door
A
Rutte
B
bedrijven
C
overheid
D
samenleving

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mensen met een inkomen helpen mensen zonder inkomen
A
fusie
B
kartel
C
sociale zekerheid
D
solidariteitsbeginsel

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het brutoloon krijg je uitbetaald
A
dit is juist
B
dit is onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Brutoloon is lager dan nettoloon
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wel
Niet
Collectieve voorzieningen zijn voor iedereen bedoeld.
De overheid moet met collectieve voorzieningen winst maken.
De brandweer is een voorbeeld van een collectieve voorziening.
Voor collectieve voorzieningen hoef je nooit te betalen.
De supermarkt is een voorbeeld van een collectieve voorziening.

Slide 18 - Sleepvraag

3 goed = 2 punten
2 goed = 1 punt
1 goed = 0 punten
WW staat voor
A
Werkloosheidswet
B
Werkgelegeheidswet
C
Wet werk
D
Wezenwet

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De overheid wil meer toe naar het principe
'de vervuiler betaalt'. Als dit lukt, wat gebeurt er dan met de maatschappelijke kosten?
A
Maatschappelijke kosten blijven gelijk.
B
Maatschappelijke kosten stijgen.
C
Maatschappelijke kosten dalen.
D
Dat hangt er vanaf

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ww uitkering wordt betaalt uit de
A
btw
B
accijns
C
sociale premies
D
inkomstenbelasting

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alleen werkende hebben recht op bijstand
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je het door de overheid vastgestelde minimumbedrag dat je nodig hebt om van te leven?
A
Bijstand
B
Huurtoeslag
C
Sociaal minimum
D
Volksverzekering

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe hoog denk je dat de bijstand (sociaal minimum) in Nederland ongeveer is voor een alleenstaande?
A
€200 per maand
B
€900 per maand
C
€2000 per maand
D
€500 per maand

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies