meervouden en verkleinwoorden

meervoud en verkleinen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

meervoud en verkleinen

Slide 1 - Tekstslide

meervoudsvormen
De meeste (zelfstandig naam)woorden hebben een meervoudsvorm die eindigt op: 
-en, -s, -eren

Slide 2 - Tekstslide

meervoud: -en, -s, -eren
een boek, twee boeken
een tafel, twee tafels
een kind, twee kinderen

Slide 3 - Tekstslide

soms apostrof s -> 's
 Als een woord eindigt op een enkele klinker die lang klinkt, gebruik je 's in het meervoud (voor de leesbaarheid):

pinda's, auto's, baby's, paraplu's, taxi's, hobby's, pasta's, foto's, loempia's, menu's

maar: cowboy-cowboys, cadeau-cadeaus

Slide 4 - Tekstslide

afkortingen: 's
cd-cd's
dvd-dvd's

Slide 5 - Tekstslide

 na dubbele klinker: -ën, "n of 
-s 

1.  Eindigt op -ie -->  in meervoud:
  - ën als klemtoon op ie ligt --> encyclopedie, encyclopedieën
 - "n als klemtoon ergens anders ligt --> bacterie, bactern 

2. Eindigt op -ee --> -ën  moskee, moskeeën

Slide 6 - Tekstslide

na dubbele klinker: -ën, "n of
-s 

na -é --> -s :  café,  cafés

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het meervoud van zee?
A
zees
B
zeën
C
zeeën

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het meervoud van industrie?
A
industries
B
industrieën
C
industriën

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meervoud van calorie?
A
caloriën
B
calories
C
calorieën

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het meervoud van logé?
A
logees
B
logés
C
logé's

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het meervoud van bureau?
A
bureaus
B
bureau's

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het meervoud van slechterik?
A
slechteriken
B
slechterikken

Slide 13 - Quizvraag

 einde: onbeklemtoonde letters?
Geen dubbele medeklinker op het einde!
perzik-perziken
kievit -kieviten
slechterik-slechteriken
middel-middelen

maar dus wel: pak-pakken, sik-sikken, kat-katten

Slide 14 - Tekstslide

woord verkleinen
toevoegen: -je, -tje, -etje,-pje, 

zakje, touwtje, trappetje, probleempje

soms aanpassen met extra medeklinker: kannetje, balletje
of klinker op het einde: menuutje, opaatje


Slide 15 - Tekstslide

afkorting/letterwoord
--> 'tje

a4'tje, wc'tje

Slide 16 - Tekstslide

woord verkleinen: -ng
een woord dat eindigt op -ng verklein je met -kje (g weghalen) of -etje

camping-campinkje
leerling-leerlingetje

Slide 17 - Tekstslide

woorden met medeklinker en klinker

--> 'tje:
baby-baby'tje   (meervoud: baby -baby's) 

maar: cowboy-cowboytje (meervoud: cowboy-cowboys)

Slide 18 - Tekstslide

Hoe verklein je 'woning'?
A
woningetje
B
woninkje
C
woningkje

Slide 19 - Quizvraag

Hoe verklein je 'cadeau'?
A
cadeau'tje
B
cadeautje

Slide 20 - Quizvraag

Hoe verklein je 'paraplu'?
A
parapluutje
B
paraplutje

Slide 21 - Quizvraag