In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Proeftoets
3.1 en 3.2
Slide 1 - Tekstslide
Voordat je begint...
- Je kunt 33 punten behalen.
- Je maakt de toets alleen, zo test je wat jij al weet!
- Zorg dat je de vraag goed leest en daarna het antwoord invult.
Slide 2 - Tekstslide
Sleep Gambia naar de juiste plek
Gambia
Slide 3 - Sleepvraag
Wat zijn/is de buurland(en) Gambia
A
Senegal, Nigera, Ghana
B
Senegal
C
Nigeria
D
Ghana
Slide 4 - Quizvraag
Wat staat de afkorting BNP voor?
Slide 5 - Open vraag
Welke zinnen zijn juist?
1. Landen met een laag inkomen hebben een goede gezondheidszorg. 2. Het BNP zegt niets over de regionale ongelijkheid van een gebied. 3. De harmattan brengt droge, stoffige lucht vanuit het Noordoosten. 4. Een mangrovebos groeit in zoet water.
A
1 en 2
B
2 en 4
C
2 en 3
D
3 en 4
Slide 6 - Quizvraag
Vergelijk Gambia met Nederland
A. In Gambia ligt het zuigelingensterfte hoger / lager dan in Nederland.
B. In Gambia is het analfabetismecijfer hoger / lager dan in Nederland.
C. Gambia heeft hoog / laag ontwikkelingspeil vergeleken met Nederland.
Hoger
Hoger
A
B
Slide 7 - Sleepvraag
UITLEG
Sleep de foto's en stukjes tekst naar het juiste land.
GAMBIA
Nederland
Tropisch klimaat
Regenseizoen
Harmattan
Altijd warm
Gemiddelde jaartemperatuur: 14 graden Celsius
Valt het hele jaar door neerslag
Slide 8 - Sleepvraag
Uitleg
Sleep de kenmerken naar het juiste land.
Gambia
Nederland
Veel analfabeten
Laag sterftecijfer
Lage zuigelingensterfte
Lager BNP
Hoge arsendichtheid
Slide 9 - Sleepvraag
Wat hoort bij de Gambiaanse cultuur?
Uitleg
Sleep de kenmerken die bij Gambia horen naar 'Gambia'.
GAMBIA
Spaans
Engels
Frans
Mandinka
Fula
Vooral islamitisch
Boerka's
Natuurgodsdiensten
Zoeloe
Slide 10 - Sleepvraag
Sleep het getal steeds naar de goede stelling!.
1. In Nederland is de artsendichtheid hoger / lager dan in Gambia.
2. In Gambia ligt het zuigelingensterfte lager / hoger dan in Nederland.
3. Nederland heeft een hoger / lager analfabetismecijfer dan Gambia.
4. Gambia heeft een hoog / laag ontwikkelingspeil vergeleken met Nederland.
Vergelijk Gambia met Nederland
artsendichtheid
= het aantal artsen per 1000 inwoners.
Hoger
Lager
Hoger
Lager
Hoger
Lager
Hoog
Laag
1
2
3
4
Slide 11 - Sleepvraag
De grens van Gambia is gemaakt door de...
A
Fransen
B
Britten
C
Fransen en Britten
Slide 12 - Quizvraag
Wat voor klimaat heeft Gambia?
Slide 13 - Open vraag
Wat laat dit diagram zien?
A
Neerslag (blauwe balken) en luchtdruk (rode lijn)
B
Neerslag (rode lijn) en temperatuur (blauwe balken)
C
Temperatuur (rode lijn) en neerslag (blauwe balken)
D
Droogte (rode lijn) en temperatuur (blauwe balken)
Slide 14 - Quizvraag
Van welk land is dit diagram?
A
Gambia
B
Nederland
Slide 15 - Quizvraag
Leg je antwoord van de vorige vraag uit.
Slide 16 - Open vraag
Welke 3 landschappen komen voor in Gambia?
Slide 17 - Open vraag
Uitleg
Sleep het landschap naar de plek in Gambia waar dit voorkomt.
Slide 18 - Sleepvraag
In Gambia is het het gehele jaar warm. Waarom komen toeristen vooral in de winter naar Gambia?
Slide 19 - Open vraag
Noteer twee klimaatverschillen tussen een tropisch regenwoud en een savanne.
Slide 20 - Open vraag
Wat voor soort grenzen heeft Gambia?
Gambia
A
Natuurlijke grenzen
B
Kunstmatige grenzen
Slide 21 - Quizvraag
Leg je antwoord van de vorige vraag uit.
Slide 22 - Open vraag
Waarom was Gambia aantrekkelijk als handelspost voor de Europeanen?
Slide 23 - Open vraag
Zuigelingensterfte en analfabetisme zijn in te delen in de 4 basisbehoeften. Bij welke horen ze? Noteer als: Zuigelingensterfte hoort bij ... etc.
Slide 24 - Open vraag
Bekijk de bron. Wat kun je zeggen over het zuigelingensterfte en het analfabetisme van Australië en Gambia?
Je kunt de afbeelding vergroten!
Slide 25 - Open vraag
Wat is de koopkracht?
A
De kosten die je maakt
B
De korting die je krijgt
C
Het aantal dingen die je voor je geld kan kopen
D
Hoe meer je koopt, hoe meer korting je krijgt
Slide 26 - Quizvraag
Het BNP zegt meestal niets over de koopkracht van een land. Waarom is dit een nadeel?
Slide 27 - Open vraag
Van 1 op 10 hoe goed denk je dat je deze toets gemaakt hebt? (1 is slecht, 10 is heel goed)
Slide 28 - Open vraag
Je bent klaar met de proeftoets! Doe je laptop dicht en ga aan de slag met de uitgedeelde opdracht