H3 HV1 REP par 1-2-3-4: Gambia

• aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

havo/vwo 1 

REP H3: Gambia

Lees de vragen goed en check voordat je de toets inlevert of je alle vragen gemaakt hebt. Typ duidelijk a., b. en c. als je meerdere antwoorden moet geven bij een vraag.

Succes! Sluit de toets af door op het kruisje te klikken en daarna op afsluiten.

Noem het begrip dat hoort bij deze beschrijving:

Het verbouwen van één product.

Noteer twee kenmerken van het klimaat van Gambia.

Wat betekent de afkorting BNP?

Het bnp is een gemiddelde dat geldt voor het hele land. Geef twee redenen waarom er grote verschillen in het bnp kunnen zijn binnen een land.

Welke zinnen zijn juist?
A Landen met een laag inkomen hebben ook een laag analfabetismecijfer
B Landen met een laag inkomen hebben een lage artsendichtheid
C De Harmattan brengt droge, stoffige lucht uit het Noordwesten
D De westkust van Afrika werd vroeger de slavenkust genoemd

1. B-C-D
2. B-D
3. A-B-C-D
4. A-B

Sleep het getal steeds naar de goede stelling!.

1. In Nederland is de artsendichtheid hoog / laag.

2. In Gambia ligt de zuigelingensterfte lager / hoger dan in Nederland.

3. Nederland heeft een laag / hoog analfabetismecijfer.

4. Gambia heeft een hoog / laag ontwikkelingspeil vergeleken met Nederland.

Beoordeel de stellingen. 

Hoog

Laag

Hoger

Lager

Hoog

Laag

Hoog

Laag

1

2

3

4

Noem het begrip dat hoort bij deze beschrijving:

Steun die arme landen krijgen om de levensomstandigheden te verbeteren.

In Gambia is het altijd lekker warm. Waarom komen toeristen vooral in de winter naar Gambia?

Directe werkgelegenheid

Indirecte werkgelegenheid

kamermeisje hotel

bakker

architect die een hotel ontwerpt

Een voorbeeld van structurele hulp is:

1. Voedsel sturen
2. Medicijnen sturen
3. Scholen bouwen
4. Eén groot geldbedrag geven

Formele sector ( = normale dienstensector)

Informele sector

Sleep de woorden naar het juist sector:

Informele sector

Auto's wassen

Minister

Automonteur

Oppassen

Rommelmarkt verkopen

Onderwijzer

Een land heeft 100.000 inwoners.
Het geboortecijfer is: 8‰
Hoeveel kinderen zijn er levend geboren?

1. 8
2. 80
3. 800
4. 8000

In welke sector is een leraar werkzaam?

1. Primaire sector
2. Secondaire sector
3. Tertiaire sector

a Hoe kun je zien dat cirkel B bij een arm land hoort?
b Hoe kun je zien dat cirkel C bij een rijk land hoort?

1= landbouw, 2 = industrie, 3 = diensten

Maak de juist combinaties door te slepen.

In een land zijn veel mensen die niet kunnen lezen en schrijven.

Hongersnoden dreigen en er is weinig veilig drinkwater.

Het aantal inentingen dat wordt gegeven aan jonge kinderen, ligt erg laag.

Veel mensen hebben thuis toegang tot schoon drinkwater en riolering.

Onderwijs

Voedsel

Huisvesting

Gezondheidszorg

Arbeidsmigratie kan ook leiden tot een braindrain. Hoe dan?

1. Goed opgeleide mensen gaan werken in het buitenland
2. Goed opgeleide mensen komen naar jouw land
3. Mensen die ergens anders hebben gestudeerd keren terug.
4. Goed geschoold personeel gaat dáár werken waar het werk is.

Geef de betekenis van het begrip: massatoerisme.

Geef de betekenis van het begrip: sterftecijfer

Geef de betekenis van het begrip: kunstmatige grens