In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
B6: Planteneters, vleeseters en alleseters
Th4: Voeding en vertering
11.6 Planteneters, vleeseters en alleseters
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
12.6.1 Je kunt de delen van tanden en kiezen noemen met hun kenmerken.
12.6.2 Je kunt bij zoogdieren het verband aangeven tussen de voedselkeuze, de lengte van het darmkanaal en de kenmerken en functies van de tanden en kiezen.
12.6.3 Je kunt omschrijven wat tandplak is en wat tanderosie is.
Slide 2 - Tekstslide
Tanden en kiezen
Een volwassene heeft 28 (32) tanden en kiezen
Tanden: bijten het voedsel af: Snijtand Hoektand
Kiezen: malen het voedsel
Slide 3 - Tekstslide
Tanden bijten het voedsel af
1 wortel
Kiezen: malen het voedsel klein
2 of meer wortels
Kroon
Wortel
Slide 4 - Tekstslide
De tand
Benoem de onderdelen
Glazuur
Harde laag die de tand of kies beschermt
Tandvlees
Weefsel tussen de tanden
Tandholte
HIerin liggen bloedvaten en zenuwen
Cement
Bedekt het tandbeen, zet de tand vast in de kaak.
Tandbeen
Onder het glazuur, bedekt met cement
Kaakbeen
Bot van de onder/bovenkaak
Zenuw
In de tandholte. De zenuw zorgt voor tandpijn als je bv. gaatjes hebt
Bloedvat
In de tandholte
Kroon
Deel van de tand dat boven de kaak uitsteekt
Wortel
Deel van de tand dat in de kaak zit
Slide 5 - Tekstslide
Tandplak: Oorzaak
In je voedsel zitten bacteriën, speeksel maakt een deel hiervan dood, maar niet allemaal.
Als je niet (goed) poetst vormt zich een dun laagje op tanden en kiezen: bacteriën, etensresten en speeksel
Bacteriën zetten koolhydraten van het voedsel om in zuur. Het zuur lost het glazuur op. Dit gebeurt vooral vlak na het eten. Als je vaak aan het eten bent in een dag, dan krijgt je glazuur geen kans om te herstellen.
Slide 6 - Tekstslide
Tandplak: Gevolgen
Bacteriën zetten suikers om in zuren
Zuur lost glazuur op en je krijgt gaatjes in je tanden.
De aantasting van het gebit heet tanderosie
bacteriën kunnen tandvleesontsteking veroorzaken tandplak kan tandsteen worden --> verwijderen door tandarts
Slide 7 - Tekstslide
Gaatjes
Stap 1: het glazuur wordt aangetast
Stap 2: Het tandbeen wordt aangetast
Stap 3: De hele kies wordt aangetast
Vanaf hier begint het pijn te doen
Slide 8 - Tekstslide
Tandplak: Voorkomen
Tanden poetsen: verwijdert tandplak
Tandenpasta met fluoride: maakt glazuur steviger
Fluoridebehandeling bij tandarts
Niet te vaak per dag iets eten, geef je tanden de kans om te herstellen. Vooral suikers en zuren (frisdrank) tasten het gebit aan.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Planteneter
Planten zijn moeilijk te verteren. Ze hebben een celwand. Wij kunnen voedingsvezels niet verteren.
Darmkanaal 20x de lichaamslengte (lang). Ze hebben een dikke buik.
Kiezen zijn plooikiezen hiermee kunnen zij de voedingsvezels malen
Hoektanden ontbreken vaak
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Alleseters
Darmkanaal 14 x de lichaamslengte (middellang)
Kiezen zijn knobbelkiezen -> 'knippen' en malen
Hoektanden altijd aanwezig
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Vleeseters
Darmkanaal is 5,5x de lichaamslengte (dus kort). Kleine buikholte
Bovenkaak is breder dan de onderkaak: kiezen 'glijden' langs elkaar (schaar)
Kiezen zijn knipkiezen -> vlees in kleine stukjes 'knippen'
Hoektanden spits en scherp
Slide 15 - Tekstslide
Kort verteringskanaal: vlees wordt makkelijk verteerd.
Dikke darm
Maag
Blindedarm
Dunne darm
Dunne darm
Dunne darm
Maag
Maag
Blindedarm
Blindedarm
Dikke darm
Dikke darm
Lang verteringskanaal: voedingsvezels zijn moeilijk te verteren
Alleseters: middellang verteringskanaal
Vleeseters Planteneters Alleseters
Slide 16 - Tekstslide
Plooikiezen
Harde plooien van glazuur, voedsel (planten) worden heel fijn gemalen zodat celwanden kapot gaan. Planteneters hebben meestal geen hoektanden.
Knipkiezen
"Knipt" het vlees in stukken, vlees wordt amper gekauwd. Grote hoektanden (soms passen ze niet in de bek) voor vastpakken en doden van prooi.
Knobbelkiezen
Kunnen zowel kauwen als fijnmalen. Alleseters hebben hoektanden: soms groot (bv bavianen), soms klein (bv. mens)