Centraal staat lezen en schrijven.
Redekundig Ontleden t/m meewerkend voorwerp (KERN 20, 21, 22)
Werkwoorden (persoonsvorm tt, vt, (on)voltooid deelwoord, onregelmatige ww, Engelse ww) (27, 28, 29)
Fictie personages, helden, schurken (23, 24)
Leesvaardigheid (herhalen 2,3,4 & 17, 18, 19; nieuw: 32, 33, 34)
Schrijven (Indeling tekst, alinea-indeling, zinsverbanden 25, 26, 33)
Exacte leerdoelen volgen; hieronder planning en onderwerpen