2 mavo bezittelijk voornaamwoord

Welkom!

Pak je leesboek en
begin met 10 minuutjes
te lezen in je leesboek.
timer
10:00
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Pak je leesboek en
begin met 10 minuutjes
te lezen in je leesboek.
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Dus....

Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is of bij wie iemand hoort.

Dit is mijn kuiken.
Dit is jouw idee.
Dat zijn haar sokken.

Dus....

Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan 
van wie iets is of bij wie iemand hoort.

Voorbeeld
Ik heb een kuiken.               Het is mijn kuiken.
Zij heeft krullen.                   Het zijn haar krullen.
Jullie hebben een auto.     Het is jullie auto.
Zij hebben een koe.             Het is hun koe.


Slide 3 - Tekstslide

zelfstandig of bijvoeglijk
Het bezittelijk voornaamwoord kan zowel zelfstandig als bijvoeglijk gebruikt worden. Als het zelfstandig gebruikt wordt, staat het zelfstandig naamwoord waar het om gaat NIET in de zin erbij.

mijn auto --> de mijne
                                           

Slide 4 - Tekstslide

Let op
Staat het voornaamwoord dat hoort bij het zelfstandig naamwoord achter het woordje VAN dan is het een persoonlijk voornaamwoord en geen bezittelijk voornaamwoord.

Die auto van mij is gisteren kapot gegaan. --> persoonlijk vnw. 
Mijn auto is gisteren kapot gegaan. --> bezittelijk vnw.
                                           

Slide 5 - Tekstslide

Wel of geen bezittelijk voornaamwoord?

Ik heb onze hond gisteren uitgelaten.
A
wel
B
niet

Slide 6 - Quizvraag

Wel of geen bezittelijk voornaamwoord?

Die nieuwe docent Engels van mij kan erg goed uitleggen.
A
wel
B
niet

Slide 7 - Quizvraag

Wel of geen bezittelijk voornaamwoord?

Ik kan de sleutels van mij niet vinden, mag ik de jouwe lenen?
A
wel
B
niet

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het woord dat tussen haakjes staat?

Aan het (begin) van het schooljaar krijg je een enorme stapel boeken.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het woord dat tussen haakjes staat?

Aan het begin (van) het schooljaar krijg je een enorme stapel boeken.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het woord dat tussen haakjes staat?

Aan het begin van het schooljaar krijg je een (enorme) stapel boeken.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het woord dat tussen haakjes staat?

Aan het begin van het schooljaar krijg (je) een enorme stapel boeken.

Slide 12 - Open vraag

Aan de slag met het huiswerk:

Maak blok 2.7 en 2.8 van de online methode grammatica blok 2.

Slide 13 - Tekstslide