Lezen paragraaf 3.3

WELKOM KLAS 2G
  • Ga op de plek zitten volgens plattegrond
  • leg je werkboek, laptop en etui klaar

  • Tijdens de les luisteren we naar elkaar;
  • wanneer iemand in gesprek is zijn wij stil;
  • We roepen niet door het lokaal en maken geen geluiden;
  • Eerste waarschuwing -> aantekening in somtoday en naam op het bord;
  • Bij twee waarschuwingen -> lesverwijdering.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELKOM KLAS 2G
  • Ga op de plek zitten volgens plattegrond
  • leg je werkboek, laptop en etui klaar

  • Tijdens de les luisteren we naar elkaar;
  • wanneer iemand in gesprek is zijn wij stil;
  • We roepen niet door het lokaal en maken geen geluiden;
  • Eerste waarschuwing -> aantekening in somtoday en naam op het bord;
  • Bij twee waarschuwingen -> lesverwijdering.

Slide 1 - Tekstslide

NEDERLANDS
PARAGRAAF 3.3 LEZEN

Slide 2 - Tekstslide

LEERDOELEN
In deze paragraaf leer je:
  • meningen en argumenten herkennen;
  • signaalwoorden die een reden aangeven;
  • wat een betoog is;
  • signaalwoorden die een conclusie aangeven;
  • hoe je het tekstdoel 'overtuigen' herkent.

Slide 3 - Tekstslide

Feit
Mening
Ik zit in de tweede klas
Ik heb een hekel aan vroeg opstaan.
Nederlands is een leuk vak
Op mijn school wordt goed les gegeven.
Roken is slecht voor je gezondheid

Slide 4 - Sleepvraag

MENING EN ARGUMENT
Als je vertelt wat je van iets vindt, dan geef je je mening. Vaak geef je daar ook een argument bij: dus waarom jij die mening hebt.
Hoe beter je argument is, hoe eerder de ander het met je eens zal zijn. 
Voorbeeld:
  • Ik wil een huiswerkvrij school, want dan hoef je thuis niet meer voor school te leren.
  • De pauzes op school moeten langer worden, omdat je dan meer tijd hebt om rustig te eten. 

Slide 5 - Tekstslide

In een tekst geven signaalwoorden het verband aan tussen woorden, zinnen of alinea's.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Voorbeelden van zulke verbanden zijn een opsomming en een tegenstelling.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

SIGNAALWOORD
opsomming en tegenstelling
Je weet nu dat signaalwoorden het verband tussen woorden, zinnen of alinea's aangeven. 
Ook weet je dat opsomming en een tegenstelling een voorbeeld zijn van verbanden.

opsomming
allereerst, ten eerste, ten tweede, ook, bovendien, daarnaast, verder, vervolgens, tot slot
tegenstelling
maar, daarentegen, echter, toch, integendeel

Slide 8 - Tekstslide

SIGNAALWOORD
Voorbeeld en reden
Maar we hebben er nog veel meer waaronder:



Ik ga vanmiddag met mijn moeder winkelen, want ik heb een nieuwe broek nodig. 
Ook bij een argument gebruik je een signaal voor een reden.
  • Ik vind dat een goede serie, omdat die zo spannend is. 


Voorbeeld
bijvoorbeeld, zoals, zo, ter illustratie, een voorbeeld van
Reden
daarom, immers, namelijk, omdat, vanwege, want

Slide 9 - Tekstslide

Verzin een argument waarin je het signaalwoord 'DAAROM' gebruikt.

Slide 10 - Open vraag

ZELFSTANDIG WERKEN
In deze les ga je aan de slag met het maken van:
  • Opdracht 1 t/m 6 op blz. 162 t/m 165
timer
20:00

Slide 11 - Tekstslide

Opsomming
tegenstelling
Voorbeeld 
Reden
allereerst
bovendien
tot slot
maar
echter
toch
bijvoorbeeld
een voorbeeld van
zoals
immers
namelijk
omdat

Slide 12 - Sleepvraag