In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Samengestelde zinnen
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Lezen (hebben wel al gedaan)
Instructie/quiz
Werken
Afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoel
Aan het einde van deze les:
weet je wat samengestelde zinnen en enkelvoudige zinnen zijn
weet je wat voegwoorden zijn
kan je samengestelde zinnen herkennen
kan je samengestelde zinnen maken
Slide 3 - Tekstslide
Wat valt je op aan dit tekstje? Mama roept Daan. Mama roept Evie. Daan moet de afwas doen. Evie moet de hond uitlaten. Daan vindt het stom. Evie vindt het leuk. Buiten regent het. Evie wordt nat. Evie vindt dat stom.
Slide 4 - Open vraag
Wat voor verschillen zijn er tussen deze twee zinnen? A. Jake loopt elke maandag naar zijn werk, B. Jake loopt elke maandag naar zijn werk en hij loopt elke dinsdag naar zijn oma.
Slide 5 - Open vraag
Taalverzorging Grammatica
Twee soorten:
> woordsoorten
> zinsdelen
Ik hou vandunne frietjes met mayoen lust geenketchup.
Ikhouvan dunne frietjes met mayoen lustgeen ketchup.
Slide 6 - Tekstslide
Kies 2 plaatjes, maak 1 zin en vertel wat er gebeurd is.
Slide 7 - Tekstslide
Soorten zinnen (ZD)
* Enkelvoudige zin: 1 persoonsvorm
Ik lust graag friet.
* Samengestelde zin: 2 persoonsvormen
Ik lust graag friet, maar zonder zout hoef ik het niet.
Wat zijn de persoonsvormen?
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Twee zinnen (2 pv's) vormen samen een nieuwe zin. Gebruik een voegwoord en maak er een goede samengestelde zin van. Ik eet graag bloemkool. Ik lust geen spinazie.