Spelling blok 6 week 2 les 5

In welke tijd staat de zin?
Hij besluit de groente te eten.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd
D
bijvoegelijke tijd
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
SpellingBasisschoolGroep 5,6

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

In welke tijd staat de zin?
Hij besluit de groente te eten.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd
D
bijvoegelijke tijd

Slide 1 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
Ik heb de kat uit de boom gered.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd
D
Etenstijd

Slide 2 - Quizvraag

Welk woord is 'heb' in deze zin?
Ik heb mijn tanden gepoetst.
A
lidwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Voltooid deelwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord is 'vriendelijke' in deze zin?
Ik lach naar de vriendelijke man.
A
Werkwoord
B
Lidwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Quizvraag

Woorden van het lucht versje

Slide 5 - Woordweb

Schrijf op:

Slide 6 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 7 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 8 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 9 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 10 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 11 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 12 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 13 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 14 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 15 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 16 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 17 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 18 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 19 - Open vraag