Betrekkelijk voornaamwoorden met een ingesloten antecedent.
Er zijn ook betrekkelijk voornaamwoorden met een ingesloten antecedent.
Dat betekent dat waar het betrekkelijk voornaamwoord naar verwijst opgenomen is in het betrekkelijk voornaamwoord.
Betrekkelijk voornaamwoorden met een ingesloten antecedent zijn bijvoorbeeld: ‘wie’, ‘hij’, ‘ieder’, ‘zij’ en ‘allen’.
Een voorbeeld van een zin met een betrekkelijk voornaamwoord met een ingesloten antecedent is ‘Wie zoet is krijgt lekkers’ en ‘Wat je zegt ben je zelf’.
Welke zin heeft een betrekkelijk voornaamwoord (m.i.a.) en welke eentje zonder?
- De schoenen die ik gisteren aanhad.
- Wie steelt is een dief.