Spelling blok 2 - les 1 - werkwoordspelling pv tt

Blok 2 - Spelling
Werkwoordspelling persoonsvorm tegenwoordige tijd

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Blok 2 - Spelling
Werkwoordspelling persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 1 - Tekstslide

Nodig voor de les:
Tekst 11 (Warchild) uitprinten voor leerlingen
Waar of niet waar?
De persoonsvorm is altijd de persoon in de zin.
2

Slide 2 - Tekstslide

Tijdens deze fase blik je terug op de vorige les.
Eventueel bespreek je moeilijke opdrachten uit het huiswerk.

Werkwoordspelling
Is een de juiste spelling altijd even belangrijk?
2

Slide 3 - Tekstslide

Tijdens deze fase blik je terug op de vorige les.
Eventueel bespreek je moeilijke opdrachten uit het huiswerk.

Wanneer is een goede spelling belangrijk?
Zet op volgorde van belangrijkheid
  • Boodschappenlijstje
  • App aan je moeder
  • App aan een vriend/vriendin
  • Mail aan je docent
  • Mail naar een bedrijf (bijvoorbeeld i.v.m. klacht)
2

Slide 4 - Tekstslide

Tijdens deze fase blik je terug op de vorige les.
Eventueel bespreek je moeilijke opdrachten uit het huiswerk.




  • a
  • aa
  • i
  • ie
  • au
  • ou
Wat weet je nog? Stam en ik-vorm
Opdracht 24 - blz. 78 - klassikaal
Werkwoord
Stam
Ik-vorm
2

Slide 5 - Tekstslide

Tijdens deze fase richt je de aandacht van de leerlingen op de lesstof en activeer je de voorkennis.




  • a
  • aa
  • i
  • ie
  • au
  • ou
Wat weet je nog? Stam en ik-vorm
Opdracht 24 - blz. 78
Werkwoord
Stam
Ik-vorm
spellen
zitt
kijk na
uitleggen
besprek
pas aan
noter
vrees
et
blaf
durv
bonz
2

Slide 6 - Tekstslide

Tijdens deze fase richt je de aandacht van de leerlingen op de lesstof en activeer je de voorkennis.

Kunnen
  • Je kunt vertellen wat de spellingsregels zijn voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd.





  • Je kunt de spellingsregels voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd toepassen.


Weten
2

Slide 7 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

4. Persoonsvorm tegenwoordige tijd
2
ik ....., ..... jij
ik-vorm
jij, hij, het, je broer
ik-vorm +t
wij, jullie zij
hele werkwoord
Maken
Drie vragen voor een juiste spelling:
  1. Staat de zin in de tegenwoordige tijd?
  2. Staat de zin in het meervoud?
  3. Staat ik in de zin of jij/je achter de persoonsvorm?

Slide 8 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Zelfstandig werken
Lees
2.7 Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (blz. 79 + 80)
Maak
Opdracht 25, 26
Hoe
in duo's (iedereen schrijft wel de antwoorden in het schrift)
Fluisterniveau
Tijd
10 minuten
Klaar
Ga naar LessonUp.app en log in (leerlingnummer@vozaanstad.nl + oude wachtwoord)
Resultaat
Klassikaal bespreken opdr. 25-26
timer
15:00
2
uitzonderingen
Wie heeft bij opdracht 26 de uitzonderingen gevonden op de spellingsregel ik-vorm + t?

Slide 10 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen jouw instructie hebben begrepen d.m.v. een begeleide oefening.

6. Leerdoel gehaald?
Maken LessonUp 'toets' Opdracht 27.

Ga naar LessonUp.app en log in (leerlingnummer@vozaanstad.nl + oude wachtwoord)

Slide 11 - Tekstslide

Bednk een multiple choicevraag en lever in voor je het lokaal verlaat.


Wat ging goed, wat kan anders?


6. Evaluatie en huiswerk

Slide 12 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen het leerdoel van de les hebben behaald.



Verlengde instructie

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Ik ren de tuin in.
2. Rick en John gaan zwemmen.
3. De hele klas zingt mee.





Even oefenen: enkelvoud of meervoud?

Slide 14 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

Uitleg: 1e, 2e of 3e persoon

Slide 15 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

☐ 1 ☐ 2 ☐ 3 - Ik werk heel hard.
☐ 1 ☐ 2 ☐ 3 - De juf leest voor.
☐ 1 ☐ 2 ☐ 3 - Piet gaat naar de winkel.
☐ 1 ☐ 2 ☐ 3 - Jij hebt mijn jas aan.
☐ 1 ☐ 2 ☐ 3 - Wij gaan maandag op vakantie.
☐ 1 ☐ 2 ☐ 3 - Hoor jij de kat ook miauwen?





Even oefenen: 1e, 2e of 3e persoon

Slide 16 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).