Woche 49

V4 Duits, Woche
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

V4 Duits, Woche

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Beginopdracht

Slide 3 - Tekstslide

V4du3:
Dienstag (40 Min.)

HW bespreken
KLT oefenen
Montag (40 Min.)

Check: Aufgabe 5-6-7
GR3+GR4

Slide 4 - Tekstslide

V4du10:
Freitag (80 Min.)

HW bespreken
Herhaling Präteritum
L4 GR1: Adjektive + Komparativ
L4 GR2: Passiv
KLT oefenen
Donnerstag (40 Min.)

GR3 + GR4

Slide 5 - Tekstslide

L2 GR3: Kausalsätze
Kausalsätze = zinnen met een causaal verband (oorzaak-gevolg)

De woorden die je daarvoor nodig hebt, zijn: 
- denn = want
- weil = omdat
- deshalb / darum / deswegen = daarom

Slide 6 - Tekstslide

L2 GR3: Kausalsätze
denn 
- betekent 'want'
- het werkwoord moet op positie 2 (denk maar aan het Nederlands)

- ich kann heute nicht zur Schule, denn ich bin krank 
- Anna will eine Pizza essen, denn sie hat Hunger

Slide 7 - Tekstslide

L2 GR3: Kausalsätze
weil
- betekent 'omdat'
- het werkwoord moet aan het einde van de bijzin (denk maar aan het Nederlands)

- ich kann heute nicht zur Schule, weil ich krank bin
- Anna will eine Pizza essen, weil sie Hunger hat

Slide 8 - Tekstslide

L2 GR3: Kausalsätze
deshalb / darum / deswegen
- betekenen alle 3 'daarom' 
- deze woorden kunnen direct vóór of na het werkwoord staan

- ich bin krank, darum/deshalb/deswegen gehe ich nicht zur Schule // ich bin krank, ich gehe darum/../.. nicht zur Schule
- Anna hat Hunger, deswegen will sie eine P. essen // sie will deswegen eine Pizza essen

Slide 9 - Tekstslide

An die Arbeit
Aufgabe 10
S. 26

Verbind de zinsdelen uit A met een passend zinsdeel uit B.
Er zijn meerdere antwoorden goed (zie het voorbeeld)

Slide 10 - Tekstslide

L2 GR4: Satzverbindungen
Satzverbindungen = zinsverbindingen. In het Nederlands gebruik je hier voegwoorden
De woorden die je daarvoor nodig hebt, zijn: 
- und = en
- denn = want
- aber = maar (het eerste deel v/d zin is positief)
- sondern = maar (het eerste deel v/d zin is negatief) 
- oder = of

Slide 11 - Tekstslide

L2 GR4: Satzverbindungen
Na al deze voegwoorden komt het werkwoord in het tweede zinsdeel weer op de tweede plek: (V2 = Verb auf dem zweiten Platz)

- Lara spielt Klavier und sie tanzt Ballett. 
- Jonathan fährt im Winter nach Österreich, denn er liebt Skifahren.
- Wir sind fit, aber wir machen keinen Sport.
- Ich will nicht ins Kino gehen, sondern ich fahre lieber ans Meer.
- Ich will keinen Hund, sondern ich will eine Katze.
- Ich habe Innsbruck noch nie besucht, sondern ich fahre immer nach Wien.
- In der Bibliothek machen die Schüler Hausaufgaben, oder sie quatschen zusammen.

Slide 12 - Tekstslide

An die Arbeit
Aufgabe 11c
S. 27

Slide 13 - Tekstslide

Herhaling Präteritum
Aufgabe 12
S. 47

Schritt 1: Zoek de 7 sterke werkwoorden uit het kader
Schritt 2: Sterke werkwoordsvormen overschrijven
Schritt 3: Vormen invullen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

L4 GR1: Adjektive

Slide 16 - Tekstslide

L4 GR2: Passiv
Passiv = passieve constructie

Vorm van werden + voltooid deelwoord

Slide 17 - Tekstslide

L4 GR2: Passiv
werden
ich
werde
du
wirst
er/sie/es
wird
wir
werden
ihr
werdet
sie/Sie
werden

Slide 18 - Tekstslide

L4 GR2: Passiv
Voltooid deelwoord =

die Hausaufgaben werden gemacht (machen)

voor zwakke werkwoorden: ge + stam + t
voor sterke werkwoorden: STAMPEN

Slide 19 - Tekstslide

Hausaufgaben für Dienstag
- Maken: 

- Leren: 



Slide 20 - Tekstslide

Hausaufgaben für Donnerstag
- Maken:

- Leren: 

Slide 21 - Tekstslide

Hausaufgaben für Freitag
- Maken:

- Leren: 

Slide 22 - Tekstslide