Kracht Klas 4

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Aan een veerunster hangt een blokje. Je ziet een afbeelding van de schaalverdeling van de veerunster met aanwijzing.
A 1,05N
B 1,15N
C 1,25N
A
1,05 N
B
1,15 N
C
1,25 N

Slide 9 - Quizvraag

Je hangt een gewichtje van 100 g aan een veerunster.
Wat geeft de veerunster aan?
A 1N
B 10N
C 100N
D 1000N
A
1 N
B
10 N
C
100 N
D
1000 N

Slide 10 - Quizvraag

krachtenschaal 1 cm = 50 N
vector is 5 cm. Hoe groot is de kracht?
A 50N
B 250N
C 125N
D 75N
A
50 N
B
250 N
C
125 N
D
75 N

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?
A Kleefkracht
B Elektrische kracht
C Magnetische kracht
D Zwaartekracht
A
Kleefkracht
B
Elektrische kracht
C
Magnetische kracht
D
Zwaartekracht

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?
A Magnetische kracht
B Veerkracht
C Zwaartekracht
D Spankracht
A
Magnetische kracht
B
Veerkracht
C
Zwaartekracht
D
Spankracht

Slide 16 - Quizvraag

Een zak aardappels van 50 kg heeft een gewicht van ........ N
A 250N
B 500N
C 200N
D 400N
A
250
B
500
C
200
D
400

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de
nettokracht?
A 25 N ->
B 225 N ->
C 1,25 N ->
D 12500 N ->
A
25N
B
225N
C
1,25N
D
12500N

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de grootte en richting van de nettokracht?
A 510 N links
B 510 N rechts
C 130 N links
D 130 N rechts
A
510 Newton naar links
B
510 newton naar rechts
C
130 Newton naar links
D
130 Newton naar rechts

Slide 21 - Quizvraag

Bereken de nettokracht op de scooter.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video






               Welke hefboom geeft de meeste kracht? 
A
Hefboom A
B
Hefboom B
C
Hefboom C
D
geen van alle

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de plek waarop de kracht werkt?
A Het aangrijpingspunt
B Het draaipunt
C De arm van de kracht
D De hefboom
A
Het aangrijpingspunt
B
Het draaipunt
C
De arm van de kracht
D
De hefboom

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Tekstslide

De emmer hijs je met de vaste katrol 3,0 m omhoog.
Hoeveel meter touw moet je dan innemen?
A 1,5 m
B 3,0 m
C 4,5 m
D 6,0 m

A
1,5 m
B
3,0 m
C
4,5 m
D
6,0 m

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

p staat in de formule

voor
A druk
B omtrek
C kracht
D oppervlakte
p=AF
A
druk
B
omtrek
C
kracht
D
oppervlakte

Slide 34 - Quizvraag

Een mes heeft een oppervlakte van 0,05 cm2. Er wordt een kracht van 150 N op uitgeoefend. Bereken de druk.

Slide 35 - Open vraag

Een vrouw van 60 kg staat op een naaldhak van 1,5 cm2. Bereken de druk op de hak.

Slide 36 - Open vraag