MG H5.5 Gedrag

• MG
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

MM H5.5 Gedrag

Welke prikkels zie je hier?

Wat is je reactie / respons?

Je gaat dansen

Je gaat huilen

Je gaat eten

Het rode licht is een

De ogen zijn

Impulsen gaan door de                                       naar de

Daar wordt de jongen zich bewust van de prikkel

Een ander woord voor bewust worden is

prikkel

zintuigen

zenuwen

hersenen

waarnemen

Wanneer ontstaan impulsen in de hersenen?

?   >                        >

1. als je ergens op wil reageren
2. als je iets denkt
3. als je slaapt
4. als je iets ziet

Waar gaan impulsen uit de hersenen naar toe?

>                      > ?

1. naar je hart
2. naar je spieren
3. naar je huid
4. naar je bloed

Wat is een respons?

1. een prikkel buiten het lichaam
2. een reactie op een prikkel
3. een waarneming door je zintuigen
4. dat je niets merkt

De zon schijnt in je ogen

1. prikkel
2. respons

Iemand roept je naam

1. prikkel
2. respons

Je steekt je hand op om naar iemand te zwaaien

1. prikkel
2. respons

Je stopt voor een rood verkeerslicht

1. prikkel
2. respons

De buurman roept zijn hond omdat deze wegrent.

1. prikkel
2. respons

Gedrag = alles wat een mens of dier doet.

Gedrag bestaat uit handelingen

hardlopen

nest bouwen

omhelzen

noten verzamelen

Wat is gedrag?

Kun je zelf kiezen hoe je je gedraagt?

ja

nee

Noem 3 handelingen van iemand die op de fiets naar school komt

Zet de handelingen in de juiste volgorde

spieden

sluiplopen

sluipen

bespringen

wegslepen

eten

Uit hoeveel handelingen bestaat het jachtgedrag van de lynx?

Kan de lynx de volgorde van deze handelingen ook veranderen?

1. ja
2. nee

De kittens weten automatisch dat ze bij hun moeder moeten drinken. Dit is aangeboren gedrag.

In de natuur poepen en plassen kittens gewoon buiten. 

In huis hebben ze geleerd om de kattenbak te gebruiken. 

Dit is aangeleerd gedrag.

Een kuiken kruipt uit een ei

1. aangeboren
2. aangeleerd

Een kind fietst naar school

1. aangeboren
2. aangeleerd

Een baby pakt een vinger vast

1. aangeboren
2. aangeleerd

Een hond brengt een stok naar zijn baasje

1. aangeboren
2. aangeleerd

Regels over hoe je je moet gedragen

1. normen
2. waarden

Dingen die je belangrijk vindt in je leven

1. normen
2. waarden

Je moet opstaan voor mensen in de bus

1. norm
2. waarde

Je vindt het belangrijk dat iemand eerlijk tegen je is

1. norm
2. waarde

Rechts heeft voorrang in het verkeer

1. norm
2. waarde

Mensen die je voor het eerst ontmoet, geef je een hand

1. norm
2. waarde

Je ziet dat een klasgenoot de band van je vriend/vriendin leeg laat lopen.

Zeg je hier iets van? Waarom wel/niet

Wat zijn belangrijke waarden voor jou?

Dave steekt zijn hand op naar een collega.

Over welke waarde gaat het hier

Dave steekt zijn hand op naar een collega.

Over welke norm gaat het hier