V1 3.6 Parler + aimer/préférer/détester/adorer 3.5 herhalen

V1A
Mees
Milan
Ahaana
Jamie
Davin
Linn
Ozzy
Yara
Mo
Hugo
Poom
Nghitti
Arjun
Nora
Tobias
Jurre
Marit
Casper
Docent
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

V1A
Mees
Milan
Ahaana
Jamie
Davin
Linn
Ozzy
Yara
Mo
Hugo
Poom
Nghitti
Arjun
Nora
Tobias
Jurre
Marit
Casper
Docent

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
1. Mijn kennis over Aimer, adorer, préférer & détester is weer opgefrist.

2. Ik kan eenvoudige vragen stellen en beantwoorden over school en hobby's.

Slide 2 - Tekstslide

Comment allez-vous? Hoe gaat het met jullie?

Slide 3 - Open vraag

dit ben je zelf op school
A
élève
B
cours
C
prof
D
cantine

Slide 4 - Quizvraag

je volgt er verschillende op een dag
A
élève
B
prof
C
collège
D
cours

Slide 5 - Quizvraag

Aimer - Adorer - Préférer - Détester

Slide 6 - Tekstslide

houden van
A
adorer
B
aimer

Slide 7 - Quizvraag

dol zijn op
A
ajouter
B
aimer bien
C
apprécier
D
adorer

Slide 8 - Quizvraag

Aimer, Adorer, Préférer, Détester
Aimer = houden van   
Adorer = dol zijn op
Préférer = liever hebben
Détester = een hekel hebben aan

Slide 9 - Tekstslide

AIMER, ADORER, PRÉFÉRER, DÉTESTER
DAN GEBRUIK JE ALTJD LE, LA, LES 

Slide 10 - Tekstslide

Aimer, adorer, détester, préférer
Na aimer, adorer, détester, préférer --> le / la / l' / les 
In het Nederlands gebruik je géén lidwoord

J'aime le chocolat - Ik hou van chocolade

Marie déteste les devoirs - Marie heeft een hekel aan        huiswerk

Slide 11 - Tekstslide

Het lidwoord
Behalve...
Aimer, détester, préférer, adorer: altijd met bepaald lidwoord, dus met le, la , l', les!
Ook na een ontkenning!!!
Je n'aime pas les escargots.

Slide 12 - Tekstslide

Welk lidwoord krijg je altijd na een meningswerkwoord?
(aimer, détester, préférer, adorer)
A
un / une
B
du / de la / de l' / des
C
le / la / l' / les
D
de / d'

Slide 13 - Quizvraag

Unité 3: Après les cours

Slide 14 - Tekstslide

Mise en route,
Vraagwoorden



Travailler à deux
Exercices 17 & 18, page 99


timer
7:00

Slide 15 - Tekstslide

Compréhension globale
Écouter et Vocabulaire
Exercices 19 & 20, page 99-100


Slide 16 - Tekstslide

Comment dire ? 
Compréhension globale
Cherche les phrases dans les dialogues 1 et 2.
 Exercice 21, page 100

Compréhension détaillée
Exercice 22, page 100-101

Slide 17 - Tekstslide

Devoirs
• Apprendre:
Vocabulaire et Phrases, p. 108-109
• Faire:
Exercices 19, 20, 21 & 22a, pages 99-100





Slide 18 - Tekstslide

Lesdoelen behaald?


  • Aimer, adorer, préférer & détester
  • Ik kan eenvoudige vragen stellen en beantwoorden over school en hobby's.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is er bijzonder aan de werkwoorden 'aimer' 'adorer'
'préférer' 'detester'?

Slide 20 - Woordweb

Het lidwoord
Na aimer, détester, préférer, adorer:
altijd bepaald lidwoord, dus le, la , l', les!
- Je déteste les carottes.
Ook na een ontkenning!
- Je n'aime pas les escargots.

Slide 21 - Tekstslide

deze persoon staat voor de klas
A
collège
B
prof
C
élève
D
cours

Slide 22 - Quizvraag

de school na de basisschool
A
collège
B
cours
C
prof
D
cantine

Slide 23 - Quizvraag

À la semaine prochaine!

Slide 24 - Tekstslide