7 Ademen en eten: HERHALING 7.1 +7.2


Biologie
Welkom!
Fijn dat jullie er zijn!

Wat heb je nodig?
  • Boek
  • Aantekeningenschrift
  • Pen
  • Laptop met LessonUp

Mededelingen

  • 23 december : Toets over 7.1 en 7.2
      (goed oefenen d.m.v. opdrachten maken!)
  • 23 december : Missie thema 5 (postvak).
  • 19 januari: Toets over 7.3, 7.4 en 7.5 

Zet dit in je logboek/agenda!

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les


Biologie
Welkom!
Fijn dat jullie er zijn!

Wat heb je nodig?
  • Boek
  • Aantekeningenschrift
  • Pen
  • Laptop met LessonUp

Mededelingen

  • 23 december : Toets over 7.1 en 7.2
      (goed oefenen d.m.v. opdrachten maken!)
  • 23 december : Missie thema 5 (postvak).
  • 19 januari: Toets over 7.3, 7.4 en 7.5 

Zet dit in je logboek/agenda!

Slide 1 - Tekstslide

Planning
extra uitleg bloedglucoseregeling
herhaling uitleg 7.2

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Diabetes

Diabetes type 1 (jeugdsuikerziekte) = Een auto-immuunziekte. Bèta cellen worden vernietigd door het eigen immuunsysteem. Gevolg: gebrek aan insuline.

Diabetes type 2 = Er wordt wel insuline gemaakt, maar lichaamscellen nemen geen glucose op.

Gevolg van beide types: Bloedsuikerspiegel blijft hoog











Waarom kan insuline niet geslikt maar wel gespoten worden?
Insuline is een eiwit en eiwitten worden in het spijsverteringskanaal worden afgebroken tot aminozuren.





Slide 6 - Tekstslide

Welke hormoon zorgt ervoor dat glucose opgeslagen wordt?

Slide 7 - Open vraag

Welk hormoon zorgt ervoor dat het glucose gehalte in het bloed stijgt
A
glycogeen
B
glucagon
C
insuline
D
adrenaline

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Even in het kort
adrenaline:
  • werkt snel en kort
  • zorgt voor de omzetting van glycogeen in glucose (in spieren en lever)
  • glucosegehalte in het bloed stijgt
  • snellere hartslag en ademhaling

Slide 10 - Tekstslide

7.2 Ademen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

7.2 Ademen
  • Neusholte en keelholte - Hier komt de lucht binnen
  • Keelholte - Hierlangs gaat de lucht naar de luchtpijp
  • Luchtpijp - Bevat kraakbeenringen, vervoert lucht naar longen
  • Bronchiën - Splitsing van de luchtpijp naar de longen
  • Luchtpijptakjes - Kleinere vertakkingen
    van de bronchiën
  • Longblaasjes - Via deze blaasjes gaat zuurstof
    in de bloedbaan en koolstofdioxide uit de bloedbaan

Slide 13 - Tekstslide

7.2 Ademen
Waarom is het beter door je neus te ademen?
  • Je neus ‘keurt’ de lucht
    - Reukzintuigcellen ‘keuren’ de lucht op schadelijke stoffen.
  • Je neus houdt stof tegen
    - Neusharen filteren de inkomende lucht, maken de lucht schoon.
  • Je neus maakt de lucht vochtig en warm
    - Bloedvaatjes in het slijmvlies in de neus geven warmte af, inkomende lucht wordt verwarmd.
    - Het slijmvlies maakt slijm, hieruit verdampt water --> ingeademde lucht wordt vochtig.

De mond heeft deze onderdelen niet!

Slide 14 - Tekstslide

7.2 Ademen
Slijmvliezen in luchtwegen


  • Ingeademde lucht schoner maken --> trilhaarcellen met trilharen bewegen slijm met vastgeplakte stofdeeltjes en bacteriën naar boven, naar je keelholte
  • Ingeademde lucht opwarmen --> slijmvliezen bevatten veel bloedvaatjes die warmte afgeven
  • Ingeademde lucht vochtig maken --> slijmcellen maken slijm, water uit het slijm verdampt

Schone, warme en vochtig lucht beschermt de tere luchtpijptakjes en luchtblaasjes.
Droge lucht irriteert het slijmvlies --> eerder kans op infecties.

Slide 15 - Tekstslide

7.2 Ademen
Hoe haal je adem?

Slide 16 - Tekstslide

7.2 Ademen

Slide 17 - Tekstslide

7.2 Ademen
Hoe komt zuurstof in je bloed?


Slide 18 - Tekstslide

7.2 Ademen

Slide 19 - Tekstslide

Slecht werkende longen
Astma = steeds ontstoken luchtwegen.
Bij een aanval:
  1.  dikker slijmvlies dat meer slijm produceert
  2.  sterke samentrekkingen van kringspiertjes in de bronchiën.

COPD = verzamelnaam voor twee chronische longziekten
  1. Chronische bronchitis = door ontstekingen van de slijmvliezen in de longen wordt er meer slijm geproduceerd. Het slijmvlies is ook dikker. 
  2. Longemfyseem = Longblaasjes gaan stuk (kunnen niet meer herstellen). Gevolg is dat opname van zuurstof steeds lastiger wordt. 

Slide 20 - Tekstslide

Gevolgen van roken
Nicotine = verslavend.
Teer = blijft als laag in je luchtwegen en longblaasjes plakken en verstoort de gaswisseling.
Koolmonoxide = geurloos gas dat de plaats van zuurstofdeeltjes in de rode bloedcellen inneemt. Hierdoor heb je minder zuurstof in je bloed.

Grotere kans op ziekten door teer
1. Grotere kans op longemfyseem doordat er longblaasjes kapot gaan.
2. Vergrote kans op longkanker.
3. Teer beschadigt de trilhaarcellen, waardoor slijm en bacteriën slecht worden afgevoerd 
-->         'rokershoest'

Slide 21 - Tekstslide