VEI 7.1 en 7.2 Waardoor is er altijd voldoende glucose? en 7.2

7.1 Glucose regeling

  • 7.1 Waardoor is er altijd voldoende glucose én 7.2 Ademen 
  • Opdrachten maken in Noordhoff online                                  
                                                            
  • Week 51 Toets hoofdstuk 7
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.1 Glucose regeling

  • 7.1 Waardoor is er altijd voldoende glucose én 7.2 Ademen 
  • Opdrachten maken in Noordhoff online                                  
                                                            
  • Week 51 Toets hoofdstuk 7

Slide 1 - Tekstslide

Welkom allemaal, fijn dat jullie er zijn!
Ga lekker zitten, neem je boek, pen en schrift voor je!


Slide 2 - Tekstslide

Neem je boek op blz. 13
Gebruik de tekst onder: Waardoor is er altijd voldoende Glucose

en leg de kaartjes op de juiste plek

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

suikergehalte in het bloed wordt lager
Glucose gehalte in het bloed wordt hoger
De alvleesklier geeft het hormoon glucagon af bij een laag glucosegehalte in je bloed. Glucagon zorgt dat glycogeen weer glucose wordt. Die glucose gaat weer uit de lever naar je bloed.


eilandjes van Langerhans in de alvleesklier
Alvleesklier geeft het hormoon Insuline af. Insuline zet glucose om in glycogeen. Glycogeen wordt opgeslagen in de lever en in de spieren. Hierdoor daalt het glucosegehalte in je bloed weer tot normaal.
lever
glucose
glycogeen

Slide 5 - Tekstslide

Glucose gehalte regeling

  1. Hoge bloedsuiker 
  2. Alvleesklier maakt insuline
  3. glucose gaat in de cellen
  4. én in lever wordt insuline glycogeen
  5. bloedsuiker daalt


  • Lage bloedsuiker
  • Alvleesklier maakt glucagon
  • dat zorgt dat glycogeen in de lever weer glucose wordt
  • bloedsuiker stijgt


Slide 6 - Tekstslide

Eilandjes van Langerhans

Slide 7 - Tekstslide

Bijnieren

Slide 8 - Tekstslide

De Bijnieren
  • liggen bovenop de nieren
  • produceren  het hormoon adrenaline (vlucht- en vechthormoon)

Komt vrij als je b.v schrikt

Slide 9 - Tekstslide

Adrenaline zorgt ervoor dat het opgeslagen glycogeen (in de lever en spieren) wordt omgezet in glucose. 

Hierdoor gaat de bloedsuikerspiegel snel omhoog
en kun je snel reageren omdat er voldoende glucose is om door verbranding in je spiercellen je spieren goed en snel te laten werken.

Slide 10 - Tekstslide

Even in het kort
adrenaline:
  • werkt snel en kort
  • zorgt voor de omzetting van glycogeen in glucose (in spieren en lever)
  • glucosegehalte in het bloed stijgt
  • snellere hartslag en ademhaling

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Insuline en glucagon hebben een tegengestelde werking aan elkaar.

Slide 13 - Tekstslide

Glucosegehalte meten
  • Mensen met diabetes moeten zelf de hoeveel glucose in het bloed meten.
  • Te laag (hypo): ze moeten snel iets eten of drinken waar suiker in zit.
  • Te hoog (hyper): ze moeten zelf insuline spuiten. Teveel suiker in het bloed

Slide 14 - Tekstslide

7.2 Ademen
Vandaag antwoord op de volgende vragen:

  • Hoe is je ademhalingsstelsel gebouwd?
  • Hoe haal je adem?
  • Hoe komt zuurstof in je bloed?

Slide 15 - Tekstslide

In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats.
Gaswisseling is....
A
Koolstofdioxide in je bloed en zuurstof eruit
B
De verbranding van zuurstof en het ontstaan van koolstofdioxide
C
Het wisselen van rode en witte bloedcellen
D
Zuurstof in je bloed en koolstofdioxide uit je bloed

Slide 16 - Quizvraag

Ademhalen bij dieren
A
Vogels met tracheeën en vissen met kieuwen
B
Vissen met kieuwen en eencelligen met stigma's
C
Eencelligen met celmembraan en vogels met longen
D
Vogels met longen en eencelligen met stigma's

Slide 17 - Quizvraag

Bij ademhalen is...
A
Zowel de huig als het strotklepje is dicht
B
De huig is open het strotklepje is dicht
C
zowel de huig als het strotklepje is open
D
De huig is dicht, het strotklepje is open

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

7.2 Ademen
  • Neusholte en keelholte - Hier komt de lucht binnen
  • Keelholte - Hierlangs gaat de lucht naar de luchtpijp
  • Luchtpijp - Bevat kraakbeenringen, vervoert lucht naar longen
  • Bronchiën - Splitsing van de luchtpijp naar de longen
  • Luchtpijptakjes - Kleinere vertakkingen
    van de bronchiën
  • Longblaasjes - Via deze blaasjes gaat zuurstof
    in de bloedbaan en koolstofdioxide uit de bloedbaan

Slide 20 - Tekstslide

7.2 Ademen
Waarom is het beter door je neus te ademen?
  • Je neus ‘keurt’ de lucht
    - Reukzintuigcellen ‘keuren’ de lucht op schadelijke stoffen.
  • Je neus houdt stof tegen
    - Neusharen filteren de inkomende lucht, maken de lucht schoon.
  • Je neus maakt de lucht vochtig en warm
    - Bloedvaatjes in het slijmvlies in de neus geven warmte af, inkomende lucht wordt verwarmd.
    - Het slijmvlies maakt slijm, hieruit verdampt water --> ingeademde lucht wordt vochtig.

De mond heeft deze onderdelen niet!

Slide 21 - Tekstslide

7.2 Ademen
Slijmvliezen in luchtwegen


  • Ingeademde lucht schoner maken --> trilhaarcellen met trilharen bewegen slijm met vastgeplakte stofdeeltjes en bacteriën naar boven, naar je keelholte
  • Ingeademde lucht opwarmen --> slijmvliezen bevatten veel bloedvaatjes die warmte afgeven
  • Ingeademde lucht vochtig maken --> slijmcellen maken slijm, water uit het slijm verdampt

Schone, warme en vochtig lucht beschermt de tere luchtpijptakjes en luchtblaasjes.
Droge lucht irriteert het slijmvlies --> eerder kans op infecties.

Slide 22 - Tekstslide

7.2 Ademen
Hoe haal je adem?

Slide 23 - Tekstslide

7.2 Ademen

Slide 24 - Tekstslide

7.2 Ademen
Hoe komt zuurstof in je bloed?


Slide 25 - Tekstslide

7.2 Ademen

Slide 26 - Tekstslide

Week 48

Noordhoff opdrachten 7.2 en 7.3 maken

Slide 27 - Tekstslide