les 9 woordenschat Nederlands H.4

H4 Woordenschat
tegenstelling vinden
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H4 Woordenschat
tegenstelling vinden

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het tegenovergestelde van lang?
A
kort
B
breed
C
smal
D
klein

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van hoog?
A
smal
B
laag
C
beneden
D
onder

Slide 3 - Quizvraag

Wat weten we al?
We hebben al verschillende woordraadstrategieën geleerd:
  1. synoniem zoeken (ander woord voor)
  2. omschrijving zoeken
  3. voorbeeld zoeken

Wat is er nieuw?

Slide 4 - Tekstslide

Tegenstelling zoeken
Als je in een tekst een onbekend woord tegenkomt, kun je de betekenis soms begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling staat.

Tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegenovergestelde zijn , zoals goot - klein, duur - goedkoop, leesbaar - onleesbaar

Slide 5 - Tekstslide

Tegenstelling zoeken
Zoek je de tegenstelling van een woord? 
Let dan op de volgende signaalwoorden: maar, echter, toch, daarentegen.
Deze woorden geven een tegenstelling aan. 

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Merel is corpulent, maar Roos is slank. 
  • Wat betekent corpulent? 
  • Het signaalwoord maar geeft een tegenstelling aan. 
  • Slank is dus het tegenovergestelde van corpulent.
  • Corpulent = dik

Slide 7 - Tekstslide

even oefenen...

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het tegenovergestelde van prijzig?

De hotels aan het strand zijn prijzig, maar aan de drukke autoweg zijn ze goedkoop.
A
drukke
B
strand
C
autoweg
D
goedkoop

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van nauwkeurig?

Maureen werkt erg nauwkeurig. Marcel daarentegen werkt erg slordig.
A
slordig
B
daarentegen
C
werkt
D
erg

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van detail?

Juf vertelt tot in detail wat de leerlingen moeten doen, echter luisteren de leerlingen alleen naar de grote lijn.
A
luisteren
B
de grote lijn
C
moeten doen
D
alleen

Slide 11 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Ga naar Som today en kies voor leermiddelen. Ga naar Nieuw Nederlands H. 4 en dan woordenschat.
Vergeet niet om ook het uitlegfilmpje te kijken.

Volgende week toets woordenschat H3 en H4
Leren dus!

Slide 12 - Tekstslide