Sterke werkwoord: voltooid deelwoord

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Havo 3

Start uitleg sterke werkwoorden/ voltooid deelwoord

Zie ook TB blz. 90/91 

Starke

Verben

Lernziele starke Verben

• Je weet wat het verschil tussen een sterk en een zwak werkwoord is
• Je kent enkele sterke werkwoorden in het Duits (lijst ww nr 1 t/m 30 leren voor de toets) 
• je kan deze ww NL-D vertalen en kent het voltooid deelwoord

Wat is een sterk werkwoord?
Hoe herken je deze?

https:

Oefening 1

Maak via de volgende slides de eerste oefening over het sterke werkwoord aan. Geef van iedere zin aan of het een zwak of sterk werkwoord is. Het werkwoord staat aan het eind van de zin.

Ich habe auf dem Markt eine Wassermelone gekauft.

1. zwak werkwoord
2. sterk werkwoord

Wer hat euch denn diese Geschichte erzählt.

1. zwak werkwoord
2. sterk werkwoord

Hast du deine Eltern um mehr Taschengeld gebeten?

1. zwak werkwoord
2. sterk werkwoord

Wir sind bis Mitternacht auf der Party geblieben.

1. zwak werkwoord
2. sterk werkwoord

Vincent hat gesten einen Unfall gebaut.

1. zwak werkwoord
2. sterk werkwoord

Guten Morgen, hast du gut geschlafen?

1. zwak werkwoord
2. sterk werkwoord

Oefening 2

Maak eerst de volgende online oefening.

Daarna maak je de 12 open vragen, gebruik je TB 90/91 om de juiste uitgangen in te vullen van het voltooid deelwoord.

Voorbeeld: 

Vraag: Hast du gestern diesen Film (sehen) ..... ?

Antwoord: gesehen

https:

1. ( Wij hebben) in einem Café noch etwas (trinken) .........

2. (Zijn jullie) alleine in die Stadt (gehen).......

3.Was (heb jij) alles in diesem teurem Restaurant (essen) .......?

4. (Hij heeft) ihn in Ruhe (lassen) .......

5. (Ik ben) heute im Schwimmbad (sein).

6. ( Ik heb) mein neues blaues Sommerkleid (anziehen) .......

7. ( Heeft u) Anne neulich noch (sprechen) ........ ?

8. Das Kind ( is) von der Schaukel (fallen) .........

9. ( Zij hebben) mehrere Lieder (singen) .......

10. Was (is) hier (geschehen) ............?

11. (Heb jij) ihm eine E-Mail (schreiben) ............ ?

12. (Zijn jullie) mit dem Auto nach Berlin (fahren) ?

Extra online oefening

Wil je nog verder oefenen met het sterke werkwood in de voltooide tijd (als voltooid deelwoord) kan dat met de volgende oefening. Let op: leer de vormen van "haben" en " sein" voor alle zinnen met een voltooid deelwoord.

Zie TB, Anhang (gele blz achterin het boek), S. 14, leer de kolom "tegenwoordige tijd" van haben/sein. 

https: