Klas 2 Nederlands periode 2 Grammatica: werkwoorden in samengestelde zinnen.

Nederlands klas 2 periode 2: 
Binnen = Beginnen 

- Jas uit en in je kluis
- Telefoon in de telefoontas
- Tassen op de grond
- Boeken en schrift op tafel
- Aan de slag: 

1. Pak een nakijkboekje. 
2. Kijk de opdrachten na die je nog niet nagekeken hebt. 
3. Maak opdracht 
    
timer
15:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands klas 2 periode 2: 
Binnen = Beginnen 

- Jas uit en in je kluis
- Telefoon in de telefoontas
- Tassen op de grond
- Boeken en schrift op tafel
- Aan de slag: 

1. Pak een nakijkboekje. 
2. Kijk de opdrachten na die je nog niet nagekeken hebt. 
3. Maak opdracht 
    
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands klas 2 periode 2: 
Agenda: 

1. Binnen = Beginnen
2. Bespreken herhalingsopdrachten. 
2. Bijwoorden
3. Werkwoorden & gezegdes
5. Alaska
6. Spijt. 

1. Pak een nakijkboekje. 
2. Kijk de opdrachten na die je nog niet nagekeken hebt. 
3. Pak een opdrachtenblad. 
4. Maak de opdracht in je schrift.     

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling woordsoorten
1. Dat zijn mijn boeken en dat zijn de jouwe

2. Deze mensen zijn hun jassen vergeten, maar daar hangt de mijne

3. Waarom zijn we onze jassen vergeten? 

4. Ik ben naar haar gereden, zodat wij onze jassen terug konden krijgen. 

Slide 3 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord 

Slide 4 - Tekstslide

Aanwijzende voornaamwoorden
Zoals het woord al zegt, wijst het aanwijzend voornaamwoord iets of iemand aan. De meest gebruikte aanwijzende voornaamwoorden zijn: 
deze, die, dit en dat

Andere aanwijzende voornaamwoorden zijn: 
zulke, dergelijke, zo’n, dezelfde

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling: Zinsdelen
Welke zinsdelen zijn de geelgedrukte zinsdelen. Overleg met de leerling naast je. 

1. Ik stem volgende week op het CDA

2. Mijn stem gaat naar de PVV. 

3. Ik stem Groenlinks. 

Slide 6 - Tekstslide

Welke bijwoorden zijn er?
  1. Bijwoorden die iets zeggen over hoe vaak iets gebeurt (bijwoorden van frequentie)
  2. Bijwoorden die iets zeggen over waar of waarheen (bijwoorden van plaats)
  3. Bijwoorden die iets zeggen over wanneer
    (bijwoorden van tijd)

Slide 7 - Tekstslide

bijwoorden
1. Een bijwoord is in zijn eentje als zinsdeel een bijwoordelijke bepaling. (Morgen gaan we naar Frankrijk)

2. Een bijwoord zegt iets van een bijvoeglijk naamwoord, een werkwoord of een ander bijwoord.

- Die jongen kan goed basketballen.
- Hij heeft een erg zuiver schot.

Vraagwoorden als: Waar, waarom, wanneer zijn bijwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden 
- Een koppelwerkwoord geeft aan dat het onderwerp iets is.

- Koppelwerkwoorden komen voor in zinnen met een 
   naamwoordelijk gezegde.

- Er zijn 9 koppelwerkwoorden.

Slide 9 - Tekstslide

Koppelwerkwoord (kww)
Er zijn 9 koppelwerkwoorden:

zijn - worden - blijven
blijken - lijken - schijnen
heten - dunken - voorkomen

Slide 10 - Tekstslide

Basisregel gezegde

Een zin heeft altijd een gezegde!

Een naamwoordelijk gezegde 
of
Een werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Tekstslide

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.
  • Let op: het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!
Ik heb veel te doen.
werkwoordelijk gezegde: heb te doen


Slide 12 - Tekstslide

Naamwoordelijke gezegde

Slide 13 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 14 - Tekstslide

Verschillende gezegdes. 
Het gezegde: werkwoordelijk of naamwoordelijk: 

- Geeft aan wat het onderwerp is

-  werkwoordelijk deel & naamwoordelijk deel. 
- Koppelwerkwoorden (Zwabbels + hdv) !!
- Geen lijdend voorwerp in de zin. 

Ik ben leraar geschiedenis

Ik word leraar Nederlands

Ik ben leraar aardrijkskunde geweest. 
- Geeft aan wat het onderwerp doet

- Alle werkwoorden uit de zin. 


Ik geef de les geschiedenis

Ik doceer Nederlands

Ik gaf de les aardrijkskunde. 

Slide 15 - Tekstslide

w óf ng
papa (doet) praten                                                      mama (is) lief
pop (doet ) huilen                                                        koekje (is) lekker
vis (doet) zwemmen                                                  bord (is) vies  
hond (doet) blaffen                                                    film (is) leuk

  • werkwoordelijk gezegde                     naamwoordelijk gezegde                            

Slide 16 - Tekstslide

Toets toetsweek gym

Toets grammatica in de toetsweek: 

zinsdelen: hoofdstuk 1 t/m 6
woordsoorten: hoofdstuk 1 t/m 6
De Brug: woordsoorten & zinsdelen van vorig jaar. 

 

timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 4 (blz. 31)
Lees het gedicht. 1. Tel alle zn, ww, vz ,pers. vnw. ,bez. vnw. en noteer de  aantallen. 

Onzichtbaar zijn de draadjes
Die mij verbinden met mijn zusje
een blik, een aai, een kusje
maar ook een duw, een mep...
Wat ik met mijn zusje heb
is heel speciaal
Een soort geheime taal, 
onverstaanbaar voor een ander. 

Slide 18 - Tekstslide

Toets toetsweek havo
- Nakijken (nakijkboekje of ELO)

Toets grammatica in de toetsweek: 

zinsdelen: hoofdstuk 1 t/m 3 + 5
woordsoorten: hoofdstuk 1 t/m 6
De Brug: woordsoorten & zinsdelen van vorig jaar. 

 

timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

Maak een goed lopende zin met het volgende bouwplan:

pers. vnw - hww - vz - bez. vnw - zn - zww.

Slide 20 - Open vraag

Alaska: Stel hier een vraag over wat je zojuist gehoord hebt in het verhaal.

Slide 21 - Open vraag