Basisvaardigheden 7,8,13

Basisvaardigheden 
  • Optellen en Aftrekken met een decimaalgetal
  • Vermenigvuldigen
  • Delen
  • Afronden
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Basisvaardigheden 
  • Optellen en Aftrekken met een decimaalgetal
  • Vermenigvuldigen
  • Delen
  • Afronden

Slide 1 - Tekstslide

Vergelijken
Als je getallen vergelijkt, kun je de tekens >, < en = gebruiken.

> betekent is groter dan
< betekent is kleiner dan
= betekent is even groot als

Slide 2 - Tekstslide

Wie kan dit uitleggen?

Slide 3 - Tekstslide

Decimale getallen optellen en aftrekken
Je kunt decimale getallen optellen en aftrekken door te cijferen.

Slide 4 - Tekstslide

447 + 126 =
A
549
B
558
C
498
D
573

Slide 5 - Quizvraag

537 + 86 = 

Slide 6 - Tekstslide

214 - 123 = 

Slide 7 - Tekstslide

Decimalen

Slide 8 - Tekstslide

Decimale getallen
Een decimaal getal is een getal waar een komma in staat. 
De cijfers achter de komma noem je decimalen.

Slide 9 - Tekstslide

Decimale getallen 
Decimalen zijn:
de getallen achter 
de komma





Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Basisvaardigheid 13 - Afronden

Slide 12 - Tekstslide

Afronden met geld

Slide 13 - Tekstslide

Afronden op een geheel getal
35,78
A
35,00
B
36,00
C
35
D
36

Slide 14 - Quizvraag

Afronden op twee decimalen

25,628
A
25,62
B
25,65
C
25,63

Slide 15 - Quizvraag

afronden op 1 decimaal

86,73
A
86
B
87
C
86,7
D
86,8

Slide 16 - Quizvraag

Hoeveel decimale getallen heeft dit getal?
345,23762
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 17 - Quizvraag

Wat voor positie heeft '3' in het decimale getal: 14,131?
A
tienden
B
tientallen
C
honderdsten
D
honderdtallen

Slide 18 - Quizvraag

Cijferend optellen

Slide 19 - Tekstslide

Waar moet je op letten?

Slide 20 - Tekstslide

Wat moet je betalen?

Slide 21 - Woordweb

Optellen
Bij het optellen met decimale getallen moeten de komma’s recht onder elkaar geplaatst worden.
14,83 + 2,78=
1 4  ,  8 3
   2  ,  7 8 +
 1 7  ,  6 1

Slide 22 - Tekstslide

Whiteboard

Slide 23 - Tekstslide

0,65 + 0,34 =

Slide 24 - Open vraag

3,08 + 2,99 =

Slide 25 - Open vraag

9,63 - 2,5 =

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Even oefenen....

Slide 34 - Tekstslide

optellen van decimale getallen
12,933 + 14,01 =
A
26,943
B
13,334
C
27,943
D
26,934

Slide 35 - Quizvraag

Reken uit:

Slide 36 - Tekstslide

Wat voor een som is dit?
A
een aftrek som -
B
een optel som +
C
een keer som X
D
een deel som :

Slide 37 - Quizvraag

Hoe hoog staat het water nu?
A
7,0
B
6,7
C
7,2
D
7,5

Slide 38 - Quizvraag

Whiteboard uitleg

Slide 39 - Tekstslide

Aftrekken van decimale getallen
3,358 - 1,036 =
A
2,223
B
2,322
C
3,232
D
2,232

Slide 40 - Quizvraag

Whiteboard

Slide 41 - Tekstslide

Aftrekken van decimale getallen
4,31 - 2,101 =
A
2,199
B
2,20
C
3,141
D
2,209

Slide 42 - Quizvraag

Dan gaan we aan de slag
Huiswerk:

Slide 43 - Tekstslide

splitsend vermenigvuldigen
cijferend vermenigvuldigen

Slide 44 - Tekstslide