de bus

maandag 13 maart
1. Spreekoefeningen A1
2. Taal Compleet
3. Lees mee:
afmaken les 1
start les 2

1 .Taal Compleet
2. Leesoefeningen
3. Lees mee:
afmaken les 1
start les 2

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

maandag 13 maart
1. Spreekoefeningen A1
2. Taal Compleet
3. Lees mee:
afmaken les 1
start les 2

1 .Taal Compleet
2. Leesoefeningen
3. Lees mee:
afmaken les 1
start les 2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

de straat = de weg
het vervoermiddel

Slide 5 - Tekstslide

opstappen  instappen 
in plaats van =
als vervanger van 

Slide 6 - Tekstslide

de grens
aan het eind van het land
de bus pakken
de bus nemen

Slide 7 - Tekstslide

meestal = vaak
verkeerd = fout
correct = goed

Slide 8 - Tekstslide

een rit = een reisje
Ik maak een rit in een koets
tenslotte = eindelijk
Zij haalt eindelijk haar toets

Slide 9 - Tekstslide

de grens
aan het eind van het land
de bus pakken
de bus nemen

Slide 10 - Tekstslide

oorspronkelijk= vanaf  het begin
De indianen woonden oorspronkelijk in Amerika
op goed geluk
Hij gaat op goed geluk naar India

Slide 11 - Tekstslide

iemand opnemen
Je moet deze zwerver opnemen
doofstom =
iemand die niet kan horen en praten

Slide 12 - Tekstslide

bedelen = geld vragen
de dakloze = iemand zonder huis

Slide 13 - Tekstslide

de instructies

de spelregels

Slide 14 - Tekstslide

tekst

Slide 15 - Woordweb

verkeerd
doodgaan
tenslotte
juist
meestal
de weg
wat je moet doen
correct
vaak
eindelijk
omkomen
niet goed
de straat
het voorschrift

Slide 16 - Sleepvraag

Hij is geboren in Frankrijk
Hij komt ..................uit Frankrijk
A
vroeger
B
eerder
C
tenslotte
D
oorspronkelijk

Slide 17 - Quizvraag

Wat is goed!
A
de bus nemen
B
de bus pakken
C
de bus laten
D
de bus zouden

Slide 18 - Quizvraag


Slide 19 - Open vraag

Wat is een synoniem?
A
bank - bank
B
oma - grootmoeder
C
voetbalschoen
D
sterk - zwak

Slide 20 - Quizvraag

Patrick gaat zonder voorbereiding op reis, hij gaat ...................
A
volgens planning
B
tenslotte toch
C
op goed geluk
D
met goed geluk

Slide 21 - Quizvraag


Slide 22 - Open vraag

Wat betekent dakloos? Die man is dakloos
A
zonder huis
B
niet alleen
C
met een huis

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een goede zin met het woord?
meestal
A
Een tomaat is meestal grijs.
B
Een tomaat is meestal paars.
C
Een tomaat is meestal rood.

Slide 24 - Quizvraag

Deze mevrouw kan niet horen
en niet praten:
zij is ................

Slide 25 - Open vraag

spelling
klinker:
a o  i  u  e   = kort 
aa oo ie uu ee  = lang 
au -oe- ui -eu -ij -ei = duo
boom - bo - men
bom - bo -mmen

woorden breken 
 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video