Je vangt aan met
psycho-educatie. Je legt uit wat de symptomen zijn en stimuleert de zorgvrager actief te blijven.
Bij cognitieve therapie ga je aan de slag met de denkpatronen van de zorgvrager om die om te buigen naar helpende, positieve waarnemingen en gedachten.
SSRI zijn tweede generatie anti-depressiva die pas vanaf een ernstig stadium van depressie voorgeschreven mogen worden.
TCA zijn klassieke of eerste generatie antidepressiva die gevaarlijk zijn, met name omdat een patiënt hier een succesvolle suïcide mee kan plegen.
MAO-remmers oftewel monoamine-oxidaseremmers kunnen dodelijk zijn in combinatie met het eten van schimmels, zoals bier, Franse kaas en sojasaus.
ECT oftewel elektroshocktherapie mag pas volgens de richtlijnen ingezet worden als alle voorafgaande behandelingen geen effect hebben gehad. Zorgvragers volgen hierbij onder narcose een kuur van twee wekelijkse stroomstoten door het hoofd die gecontroleerde insulten moeten opwekken. Hoe dit genezend werkt, is onduidelijk.
Een van de hoofdkenmerken van een depressieve-stemmingsstoornis is een ernstig sombere stemming. Daarnaast kan de zorgvrager last hebben van besluiteloosheid, verminderde eetlust, verminderde interesse in de omgeving en gedachte aan zelfdoding. Grootheidswanen en euforie passen bij (hypo)manie, bizarre gevoelshallucinaties passen bij schizofrenie.
Cluster A wordt het vreemde, excentrieke cluster genoemd en bestaat uit drie persoonlijkheidsstoornissen:
paranoïde persoonlijkheidsstoornis,
schizoïde persoonlijkheidsstoornis,
schizotypische persoonlijkheidsstoornis.
Mensen met deze stoornis hebben weinig contact met anderen en leven vaak geïsoleerd. Zij zijn niet snel geneigd om psychische hulp te zoeken.
Cluster B wordt het dramatische, emotionele, impulsieve cluster genoemd en bestaat uit vier persoonlijkheidsstoornissen:
borderline persoonlijkheidsstoornis,
antisociale persoonlijkheidsstoornis,
narcistische persoonlijkheidsstoornis,
histrionische persoonlijkheidsstoornis,
Mensen met een stoornis uit cluster B hebben veelal moeite met het beheersen van hun impulsen en emoties. Ze zijn vaak impulsief, streven naar snelle behoeftebevrediging en zijn slecht in het onderhouden van (stabiele) relaties. Omdat zij weinig of geen rekening houden met hun eigen veiligheid en die van anderen, kan hun gedrag negatieve reacties oproepen bij de sociale omgeving.
Cluster C wordt ook wel het angstige cluster genoemd en bestaat uit drie persoonlijkheidsstoornissen:
afhankelijke persoonlijkheidsstoornis,
ontwijkende persoonlijkheidsstoornis,
dwangmatige persoonlijkheidsstoornis.
Mensen met deze stoornissen hebben last van sociale vermijding, dwangmatig handelen en onzelfstandigheid. Ze kunnen zich vaak beter aanpassen aan de eisen van het dagelijkse leven dan mensen met cluster A en B stoornissen.